Gilboa
(Gilbo̱a) [misschien: Heuvelland].
Een berg die volgens de traditionele opvatting met de Jebel Fuquʽah wordt geïdentificeerd, een halvemaanvormig kalksteengebergte dat ten ZO van Jizreël en ten W van Beth-Sean ligt. De bergketen wordt door ravijnen in diverse plateaus onderverdeeld en is grotendeels kaal en rotsachtig. In het noordelijke en westelijke deel hebben zich op plaatsen waar het krijt is geërodeerd, diepe kloven gevormd. Maar op de glooiende westelijke hellingen wordt tarwe en gerst verbouwd. Daar vindt men ook weidegrond, alsmede vijge- en olijfbomen. De N-wand is de
steilste en hoogste; ze verheft zich zo’n 520 m boven de zeespiegel.Wegens zijn strategische ligging bij de vruchtbare Vlakte van Jizreël tussen het stroomdal van de Kison en het Jordaandal wordt Gilboa in samenhang met ten minste twee grote veldslagen genoemd. Gideon en zijn mannen legerden zich bij „de bron Harod”, die men gewoonlijk in verband brengt met de bron die aan de NW-uitloper van het gebergte Gilboa ontspringt (Re 7:1). Later bracht koning Saul zijn strijdkrachten te Gilboa bijeen, waar zij door de Filistijnen werden verslagen. In die strijd sneuvelden drie van zijn zonen, Jonathan, Abinadab en Malkisua, terwijl Saul zelf zich van het leven beroofde. — 1Sa 28:4; 31:1-4, 8; 2Sa 1:4-10, 21; 1Kr 10:1-8.