Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

God van het Geluk, God van het Lot

God van het Geluk, God van het Lot

De afvallige joden in de tijd van Jesaja vereerden „de god van het Geluk” (Hebr.: gadh) en „de god van het Lot” (Hebr.: meniʹ). De aanbidders van deze godheden rechtten een tafel van voedsel en drank voor hen aan. Jehovah zei tot zulke aanbidders dat hij hen voor afslachting door het zwaard zou bestemmen. — Jes 65:11, 12.

De Assyriërs en de Babyloniërs bereidden vaak voedsel en drank voor hun goden. De mensen in Haran legden geloften af en hoopten goedgekeurd te worden door de „Heer van het Geluk”. In zijn commentaar op Jesaja 65:11 schreef Hiëronymus dat „er in alle steden, en vooral in Egypte en Alexandrië, een oud afgodisch gebruik bestond dat de bewoners op de laatste dag van de laatste maand van hun jaar een tafel aanrechtten met diverse soorten voedsel, en een beker gevuld met zoete wijn, om hetzij voor het voorbijgegane jaar of voor het komende jaar geluk en vruchtbaarheid te verzekeren”. — Corpus Christianorum, Series Latina, LXXIII A, S. Hieronymi presbyteri opera, Pars 1, 2A, Turnhout, België, 1963, blz. 754.