Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Grijsheid

Grijsheid

Lichte haarkleur veroorzaakt door de vermindering van pigmentkorrels in het haar tengevolge van een verandering van de chemische processen in het lichaam. Soms krijgen ook jonge mensen grijs haar, maar gewoonlijk is het een bijkomend verschijnsel van de ouderdom. In de bijbel worden in het laatstgenoemde geval het Hebreeuwse werkwoord siv (grijs worden) en nog veelvuldiger het Hebreeuwse zelfstandig naamwoord sē·vahʹ (grijze haren, grijsheid, ouderdom) gebruikt (Ru 4:15; 1Sa 12:2; 1Kon 2:6, 9; Job 15:10; Ps 71:18). Abraham, Gideon en David bereikten „een gezegende ouderdom [sē·vahʹ]”. — Ge 15:15; 25:8; Re 8:32; 1Kr 29:28.

De bijbel erkent zowel de luister van de jeugd als de pracht van de ouderdom. „De luister der jongelingen is hun kracht, en de pracht der ouden is hun grijsheid” (Sp 20:29). Het grijze haar is vooral een sieraad wanneer de bezitter ervan Jehovah aanbidt en dient. „Grijsheid is een luisterrijke kroon wanneer ze op de weg der rechtvaardigheid wordt gevonden” (Sp 16:31). „Zij die geplant zijn in het huis van Jehovah, . . . zij zullen nog blijven gedijen in de grijsheid” (Ps 92:13, 14). Hun God zal hen niet in de steek laten (Jes 46:4). Jehovah’s wet luidt: „Voor het grijze haar dient gij op te staan, en gij moet de persoon van een oud man consideratie betonen.” — Le 19:32.

Het grijs worden van het haar heeft niets met het geslacht van een persoon te maken, ook niet met de natuurlijke haarkleur, of die nu blond, bruin of rood is. Reeds lang beschouwt men het grijs worden van het haar als iets wat de mens ook met behulp van de medische wetenschap niet kan voorkomen of verhelpen. Dit had Jezus Christus onder andere in gedachten toen hij zei dat wij niet bij ons hoofd mochten zweren. — Mt 5:36.

Haarkleurmiddelen zijn geen moderne uitvinding, want de Grieken en Romeinen maakten er reeds gebruik van. Volgens Josephus zou Herodes de Grote zijn grijzende haar geverfd hebben om zijn ouderdom te verbergen. — De joodse oudheden, XVI, viii, 1.