Hammath
(Ha̱mmath).
1. „De vader” van het huis van Rechab en een voorvader van bepaalde Kenieten. — 1Kr 2:55.
2. [Plaats van een warme (bron)]. Een versterkte stad van Naftali (Joz 19:32, 35). Ze wordt over het algemeen geïdentificeerd met Hammam Tabariyeh (Hame Teveriya), even ten Z van Tiberias aan de W-oever van de Zee van Galilea. Hammath heeft zijn naam kennelijk te danken aan de zwavelhoudende bron die zich daar bevindt. Indien, zoals de meeste geleerden geloven, Hammoth-Dor (Joz 21:32) en Hammon (1Kr 6:76) andere namen voor dezelfde plaats zijn, was Hammath tevens een levietenstad.