Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Handelingen van apostelen

Handelingen van apostelen

Dit is sinds de 2de eeuw G.T. de titel waarmee het bijbelboek wordt aangeduid dat hoofdzakelijk over de activiteit van Petrus en Paulus — niet over die van de apostelen in het algemeen — handelt. Het bevat ook een zeer betrouwbaar en uitvoerig bericht over het spectaculaire begin en de snelle ontwikkeling van het georganiseerde christendom, eerst onder de joden en daarna onder de Samaritanen en de heidense natiën.

Het hoofdthema van de gehele bijbel, Jehovah’s koninkrijk, neemt in het boek de belangrijkste plaats in (Han 1:3; 8:12; 14:22; 19:8; 20:25; 28:31), en wij worden er voortdurend aan herinnerd hoe de apostelen „grondig getuigenis” aflegden omtrent Christus en dat koninkrijk en hoe zij hun bediening ten volle volbrachten (2:40; 5:42; 8:25; 10:42; 20:21, 24; 23:11; 26:22; 28:23). Het boek verschaft tevens een schitterende historische achtergrond waartegen de geïnspireerde brieven van de christelijke Griekse Geschriften beschouwd kunnen worden.

De schrijver. De openingswoorden van Handelingen verwijzen naar het Evangelie van Lukas als „het eerste bericht”. En aangezien beide berichten aan dezelfde persoon, Theofilus, gericht zijn, weten wij dat Lukas de schrijver van Handelingen was, hoewel hij zijn naam niet noemt (Lu 1:3; Han 1:1). Beide verslagen hebben een zelfde stijl en woordgebruik. De Canon van Muratori, uit het eind van de 2de eeuw G.T., schrijft het auteurschap eveneens aan Lukas toe. Ook Irenaeus van Lyon, Clemens van Alexandrië en Tertullianus van Carthago (kerkschrijvers uit de 2de eeuw G.T.) noemen, wanneer zij aanhalingen uit Handelingen doen, Lukas als de schrijver.

Wanneer en waar geschreven. Het boek behandelt een periode van ongeveer 28 jaar, vanaf Jezus’ hemelvaart in 33 G.T. tot het einde van het tweede jaar van Paulus’ gevangenschap in Rome, omstreeks 61 G.T. In deze periode regeerden achtereenvolgens vier Romeinse keizers: Tiberius, Caligula, Claudius en Nero. Aangezien het boek nog gebeurtenissen verhaalt die in het tweede jaar van Paulus’ gevangenschap in Rome plaatsvonden, kan het niet eerder zijn voltooid. Indien het verslag later geschreven was, zou men redelijkerwijs kunnen verwachten dat Lukas nog verdere inlichtingen over Paulus zou hebben verschaft; indien het na het jaar 64 G.T. geschreven was, zou er beslist melding zijn gemaakt van de gewelddadige vervolging die destijds onder Nero intrad; en indien het na 70 G.T. geschreven was, zoals sommigen beweren, dan zou men kunnen verwachten dat de verwoesting van Jeruzalem beschreven zou zijn.

De schrijver Lukas vergezelde Paulus vaak op zijn reizen, ook op de gevaarlijke reis naar Rome, hetgeen blijkt uit het feit dat hij in Handelingen 16:10-17; 20:5-15; 21:1-18; 27:1-37 en 28:1-16 de voornaamwoorden in de eerste persoon meervoud gebruikt: „wij”, „onze” en „ons”. In de brieven die Paulus vanuit Rome schreef, vermeldt hij dat Lukas daar eveneens was (Kol 4:14; Flm 24). Het schrijven van het boek Handelingen werd dus in Rome voltooid.

Zoals reeds is opgemerkt, was Lukas in veel gevallen ooggetuige geweest van wat hij schreef, en op zijn reizen ontmoette hij medechristenen die bij bepaalde gebeurtenissen waarover hij vertelt, hetzij rechtstreeks betrokken of er getuige van waren geweest. Johannes Markus kon hem bijvoorbeeld over de wonderbare bevrijding van Petrus uit de gevangenis vertellen (Han 12:12), terwijl hij de gebeurtenissen die in hoofdstuk 6 t/m 8 worden beschreven, van de zendeling Filippus kon hebben vernomen. En als ooggetuige kon Paulus natuurlijk veel details aanvullen omtrent gebeurtenissen die hadden plaatsgevonden toen Lukas niet bij hem was.

Authenticiteit. De nauwkeurigheid van het boek Handelingen is in de loop der jaren door een aantal archeologische ontdekkingen gestaafd. In Handelingen 13:7 staat bijvoorbeeld dat Sergius Paulus proconsul van Cyprus was. Nu is bekend dat kort voordat Paulus Cyprus bezocht, het eiland door een propraetor of legaat bestuurd werd, maar een op Cyprus ontdekte inscriptie levert het bewijs dat het eiland ten slotte onder het rechtstreekse bestuur van de Romeinse senaat kwam te staan, vertegenwoordigd door een provinciestadhouder die proconsul werd genoemd. In Griekenland was Achaje tijdens de regering van Caesar Augustus eveneens een provincie die onder het rechtstreekse bestuur van de Romeinse senaat stond, maar toen Tiberius keizer was, werd het rechtstreeks door hem bestuurd. Later, onder keizer Claudius, werd het volgens Tacitus weer een senaatsprovincie. Er is een fragment ontdekt van een edict dat door Claudius voor de inwoners van Delphi (Griekenland) werd uitgevaardigd, waarin gewag wordt gemaakt van Gallio’s proconsulschap. In Handelingen 18:12 wordt dus terecht gezegd dat Gallio ten tijde van Paulus’ verblijf in Korinthe, de hoofdstad van Achaje, „proconsul” was. (Zie GALLIO.) Een inscriptie op een poort in Thessalonika (waarvan gedeelten in het British Museum worden bewaard) bewijst ook dat de in Handelingen 17:8 gebruikte term „stadsbestuurders” („politarchen”, bestuurders van de burgerij) juist is, hoewel deze titel in de klassieke literatuur niet voorkomt.

De zich in Athene bevindende Areopagus of Marsheuvel, waar Paulus predikte, is tot op deze dag een stille getuige van de waarheidsgetrouwheid van het boek Handelingen (Han 17:19). De medische termen en uitdrukkingen in Handelingen zijn ook in de Griekse medische geschriften uit die tijd te vinden. De manieren waarop men in de 1ste eeuw in het Midden-Oosten reisde, waren hoofdzakelijk zoals ze in Handelingen worden beschreven: over land te voet, te paard of met paard en wagen (23:24, 31, 32; 8:27-38); over zee met vrachtschepen (21:1-3; 27:1-5). Die oude vaartuigen hadden niet slechts één roer, maar werden door twee grote roeiriemen bestuurd, vandaar dat er terecht in het meervoud over wordt gesproken (27:40). De beschrijving van Paulus’ zeereis naar Rome (27:1-44) wordt — wat betreft de duur, de afgelegde afstand en de plaatsen die werden aangedaan — door hedendaagse zeelieden die met die omgeving bekend zijn, als volledig betrouwbaar en geloofwaardig erkend.

Handelingen van Apostelen wordt in bijbelse catalogi uit de 2de tot en met de 4de eeuw G.T. als geïnspireerd en canoniek aanvaard. Gedeelten van het boek, samen met fragmenten van de vier evangeliën, worden in de Chester Beatty-papyrus nr. 1 (P45) uit de 3de eeuw G.T. aangetroffen. Het handschrift Michigan nr. 1571 (P38), uit de 3de of 4de eeuw, bevat gedeelten van hoofdstuk 18 en 19, en een handschrift uit de 4de eeuw, de Aegyptus nr. 8683 (P8), bevat gedeelten van hoofdstuk 4 t/m 6. Polycarpus van Smyrna deed omstreeks 115 G.T. aanhalingen uit het boek Handelingen, Ignatius van Antiochië omstreeks 110 G.T. en Clemens van Rome mogelijk reeds in 95 G.T. Athanasius, Hiëronymus en Augustinus, die in de 4de eeuw leefden, bevestigen allen de vroegere catalogi waarin ook het boek Handelingen vermeld stond.

[Kader op blz. 927]

HOOFDPUNTEN UIT HANDELINGEN

De beginperiode van de christelijke gemeente en een verslag over haar ijverige openbare prediking ondanks hevige tegenstand

Beschreven periode: 33 tot ca. 61 G.T.

Vóór zijn hemelvaart geeft Jezus zijn volgelingen de opdracht getuigen van hem als Jehovah’s Messias te zijn (1:1-26)

Nadat de discipelen heilige geest ontvangen hebben, leggen zij in vele talen vrijmoedig getuigenis af (2:1–5:42)

Joden uit vele landen ontvangen in Jeruzalem een getuigenis in hun eigen taal; ongeveer 3000 worden gedoopt

Petrus en Johannes worden gevangengenomen en voor het Sanhedrin gebracht; verklaren onbevreesd dat zij er niet mee zullen ophouden getuigenis af te leggen

Vervuld met heilige geest spreken alle discipelen het woord van God met vrijmoedigheid; grote menigten worden gelovigen

De apostelen worden gevangengenomen; een engel bevrijdt hen; voor het Sanhedrin verklaren zij: „Wij moeten God als regeerder meer gehoorzamen dan mensen”

Vervolging leidt tot uitbreiding van het getuigenis (6:1–9:43)

Stefanus wordt gegrepen, geeft een onbevreesd getuigenis, sterft als martelaar

Door de vervolging worden allen, uitgezonderd de apostelen, verstrooid; in Samaria wordt gepredikt; doop van de Ethiopische eunuch

Jezus verschijnt aan de vervolger Saulus; Saulus wordt bekeerd, gedoopt en begint ijverig te prediken

Onder goddelijke leiding bereikt het goede nieuws de onbesneden heidenen (10:1–12:25)

Petrus predikt tot Cornelius, zijn gezin en zijn vrienden; zij worden gelovigen, ontvangen de heilige geest en worden gedoopt

Het verslag van de apostel hierover leidt tot verdere expansie onder de natiën

Paulus’ zendingsreizen (13:1–21:26)

Eerste reis: Naar Cyprus, Klein-Azië. Paulus en Barnabas leggen in het openbaar en in synagogen vrijmoedig getuigenis af; uit Antiochië verdreven; in Ikonium door het gepeupel aangevallen; in Lystra eerst als goden behandeld, daarna wordt Paulus gestenigd

Het besturende lichaam in Jeruzalem neemt een beslissing inzake de besnijdeniskwestie; Paulus en Barnabas krijgen de toewijzing de broeders erover in te lichten dat de besnijdenis geen vereiste is maar dat gelovigen zich moeten onthouden van dingen die aan afgoden geofferd zijn, van bloed en van hoererij

Tweede reis: Opnieuw door Klein-Azië, dan naar Macedonië en Griekenland. In Filippi gevangengezet, maar de gevangenbewaarder en zijn gezin worden gedoopt; in Thessalonika en Berea veroorzaken joden moeilijkheden; in Athene predikt Paulus in de synagoge, op de marktplaats en dan op de Areopagus; achttien maanden durende bediening in Korinthe

Derde reis: Klein-Azië, Griekenland. Vruchtbare bediening in Efeze, dan het zilversmidoproer; de apostel vermaant de ouderlingen

Paulus wordt gevangengenomen, geeft hooggeplaatste personen getuigenis, wordt naar Rome gebracht (21:27–28:31)

Na een volksoproer in Jeruzalem komt Paulus voor het Sanhedrin

Als gevangene geeft Paulus een onbevreesd getuigenis voor Felix, Festus en koning Herodes Agrippa II, alsook op het schip op weg naar Rome

Als gevangene in Rome vindt Paulus steeds weer manieren om over Christus en het Koninkrijk te prediken