Harod
(Ha̱rod) [Beven].
Een bron (ofte wel een put, aangezien dit gewoonlijk de betekenis van het Hebreeuwse woord is, hoewel de Hebreeuwse woorden voor „bron” en „put” soms door elkaar worden gebruikt; vgl. Ge 16:7, 14; 24:11, 13) in de omgeving waarvan de Israëlitische strijdkrachten onder aanvoering van Gideon hun kamp hadden opgeslagen en waar later de gereduceerde krijgsmacht van 10.000 man op de proef werd gesteld. Als gevolg daarvan werden 300 man uitgekozen om de Midianieten te verdrijven. Het eerdere vertrek van 22.000 Israëlieten, die ’bevreesd waren en beefden’, vormt wellicht de reden voor de naam van de bron. — Re 7:1-7.
De bron Harod wordt volgens de overlevering geïdentificeerd met ʽAin Jalud (Mayan Harod), een bron die in de noordwestelijke uitloper van de berg Gilboa ontspringt. De bekende geleerde G. A. Smith zegt met betrekking tot ʽAin Jalud: „Het water ontspringt over een breedte van ongeveer vijftien voet [minder dan 5 m] en met een diepte van twee voet [60 cm] aan de voet van de Gilboa, en voornamelijk uit die bron, maar ook gevoed door de twee andere bronnen [ʽAin el-Meiyiteh en ʽAin Tubaʽun], stroomt het krachtig genoeg om zes of zeven molens aan te drijven. De diepe bedding en de zachte oevers van deze stroom vormen een enorme hindernis om Gilboa te veroveren en maken het de verdedigers van de heuvel mogelijk de bron aan hun voeten tegen de zich in de vlakte bevindende vijand te beschermen. De bron is voor de verdedigers van levensbelang, want noch aan hun linker- noch aan hun rechterzijde, noch achter hun rug bevindt zich stromend water. . . . De stroom, die het de bezetters van de heuvel mogelijk maakt de bron tegen de zich in de vlakte bevindende vijand te beschermen, noopt hen echter ook om bij het drinken voorzichtig te zijn, want zij drinken voor het oog van de vijand, en het riet en het struikgewas die de loop van de stroom markeren, bieden dekking aan vijandelijke hinderlagen.” — The Historical Geography of the Holy Land, Londen, 1968, blz. 258.