Havvoth-Jaïr
(Ha̱vvoth-Ja̱ïr) [Tentendorpen van Jaïr].
Dorpen in het gebied van Manasse ten O van de Jordaan. Soms wordt het hele land Israël ten O van de Jordaan als „Gilead” aangeduid (Joz 22:9). Dit kan verklaren waarom deze dorpen volgens sommige teksten in Gilead lagen (Nu 32:40, 41), maar volgens andere in Basan. — De 3:14; Joz 13:29, 30.
Jaïr (een nakomeling van Juda via Hezron, maar ook als een nakomeling van Manasse beschouwd), een tijdgenoot van Mozes, heeft naar verluidt deze „tentendorpen” (blijkbaar 23 in totaal) ingenomen en ze naar zijn naam „Havvoth-Jaïr” genoemd (Nu 32:39-41; De 3:14; 1Kr 2:3, 21-23; zie JAÏR nr. 1). Jaren later stonden dertig steden, die zich in het bezit van de dertig zonen van rechter Jaïr bevonden, als Havvoth-Jaïr bekend. Sommige critici zien daarin een tegenspraak met betrekking tot de oorsprong van de naam „Havvoth-Jaïr”. Het boek Rechters zegt echter niet dat de naam Havvoth-Jaïr pas in die latere periode in zwang kwam. Het laat enkel zien dat de naam ten tijde dat het verslag op schrift werd gesteld, nog steeds in gebruik was en op deze dertig steden werd toegepast. — Re 10:3, 4.
Tijdens de regering van Salomo behoorden de tentendorpen van Jaïr tot een van de districten die onder een gevolmachtigde stonden (1Kon 4:7, 13). De in 1 Koningen 4:13 en andere teksten (Joz 13:30; 1Kr 2:23) genoemde zestig steden waren versterkte steden in de streek Argob in Basan en hieronder vielen mogelijkerwijs niet de talrijke steden van het platteland. (Vgl. De 3:4, 5.) „De tentendorpen” van Jaïr moeten waarschijnlijk niet tot deze zestig steden worden gerekend, maar dat is niet met zekerheid te zeggen.
Ergens in de geschiedenis van Israël namen Gesur en Syrië Havvoth-Jaïr in. — 1Kr 2:23.