Hazor
(Ha̱zor) [Voorhof; Nederzetting].
1. De belangrijkste stad van noordelijk Kanaän ten tijde van Israëls veroveringsveldtocht onder Jozua (Joz 11:10). Hazor is geïdentificeerd met Tell el-Qeda (Tel Hazor), ongeveer 11 km ten ZZO van de vermoedelijke ligging van Kedes. Volgens de archeoloog Yigael Yadin, onder wiens leiding van 1955 tot 1958 en van 1968 tot 1969 op deze plaats opgravingen zijn verricht, besloeg Hazor in de tijd van Jozua een gebied van ongeveer 60 ha, waar zo’n 25.000 tot 30.000 mensen gewoond kunnen hebben.
De verenigde strijdkrachten van noordelijk Kanaän streden onder leiding van Jabin, de koning van Hazor, tegen Jozua, maar leden een verpletterende nederlaag. Hazor zelf werd verbrand. Het was de enige op een tell of heuvel gebouwde stad in die omgeving waarbij men dat heeft gedaan (Joz 11:1-13). Hoewel Hazor later aan de stam Naftali werd toegewezen (Joz 19:32, 35, 36), was de stad in de tijd van Debora en Barak de residentie van een andere machtige Kanaänitische koning, die eveneens Jabin heette. — Re 4:2, 17; 1Sa 12:9.
Later werd Hazor, net als Gezer en Megiddo, door koning Salomo versterkt (1Kon 9:15). Archeologische vondsten geven te kennen dat de poorten van deze drie steden in dezelfde stijl gebouwd waren. Yigael Yadin vertelt in zijn werk The Art of Warfare in Biblical Lands (1963, Deel II, blz. 288) het volgende over de opgravingen: „Toen het stof en de aarde voorzichtig opzij werden geschept en de poort van deze muur zichtbaar begon te worden, waren wij verbluft over haar overeenkomst met de ’Salomopoort’ die in Megiddo blootgelegd was. Voordat wij de opgraving voortzetten, brachten wij op de grond markeringen aan volgens de plattegrond van de Megiddopoort. Vervolgens droegen wij de arbeiders op verder te gaan en het puin te verwijderen. Toen zij daarmee klaar waren, keken zij ons stomverbaasd aan alsof wij tovenaars of waarzeggers waren. Want daar, voor ons, bevond zich de poort, waarvan wij de omtrekken hadden aangegeven, een exacte kopie van de Megiddopoort. Dit bewees niet alleen dat beide poorten door Salomo waren gebouwd, maar ook dat men voor beide hetzelfde ontwerp had gevolgd.”
Meer dan 200 jaar na Salomo’s dood, tijdens de regering van de Israëlitische koning Pekah, veroverde de Assyrische koning Tiglath-Pileser III Hazor en voerde zijn bewoners in ballingschap. — 2Kon 15:29.
2. Een Judese stad in de Negeb, misschien in verband te brengen met el-Jebariyeh, dat zich ongeveer 24 km ten ONO van de vermoedelijke ligging van Kades-Barnea (waarschijnlijk identiek met Kedes) bevindt. — Joz 15:21, 23.
3. Een andere naam voor Kerioth-Hezron, een stad in Juda, over het algemeen geïdentificeerd met Khirbet el-Qaryatein (Tel Qeriyyot), dat zich ongeveer 20 km ten Z van Hebron bevindt. — Joz 15:21, 25.
4. Een stad in het gebied van Benjamin (Ne 11:31, 33). Khirbet Hazzur, dat ongeveer 7 km ten NW van de Tempelberg in Jeruzalem ligt, is als mogelijke plaats geopperd.
5. Een gebied in de Syrisch-Arabische Woestijn, ten O van de Jordaan, waarvan in de profetie van Jeremia wordt gezegd dat het door koning Nebukadrezar (Nebukadnezar) van Babylon met geweld geplunderd zou worden. — Jer 49:28-33.