Hel
Met dit woord worden in de Statenvertaling (alsook op sommige plaatsen in enkele andere vertalingen) het Hebreeuwse sjeʼōlʹ en het Griekse haiʹdes weergegeven. In de Statenvertaling wordt het woord „hel” 33 maal gebruikt als vertaling van sjeʼōlʹ en 10 maal als vertaling van haiʹdes. Deze bijbelvertaling is echter niet consequent, want ze geeft sjeʼōlʹ ook 32 maal met „graf” weer. In andere Nederlandse vertalingen wordt sjeʼōlʹ onder andere met „dodenrijk”, „onderwereld” en „afgrond” weergegeven.
In 1975 verscheen de Willibrordvertaling, waarin het oorspronkelijke woord sjeʼōlʹ op drie plaatsen in de Hebreeuwse Geschriften getranscribeerd wordt weergegeven (d.w.z. met „Sjeool”), maar meestal met „dodenrijk” en „onderwereld” wordt vertaald. In de herziene uitgave 1992 van de bovengenoemde vertaling [Nieuwe Testament] wordt het Griekse woord haiʹdes op de tien plaatsen waar het voorkomt, één keer getranscribeerd (met „Hades”) en wordt het in de overige gevallen met „dodenrijk” weergegeven. Het Griekse woord Ge·enʹna (Nederlands: „Gehenna”) wordt in deze vertaling evenals in de Statenvertaling op alle plaatsen waar het voorkomt met „hel” (tweemaal met „hellevuur”) weergegeven.
Met betrekking tot het woord „hel” als vertaling van het Hebreeuwse woord sjeʼōlʹ en het Griekse woord haiʹdes zegt Vine’s Expository Dictionary of Old and New Testament Words (1981, Deel 2, blz. 187): „HADES . . . komt overeen met ’Sjeool’ in het O.T. [Oude Testament]. In de A.V. [Authorized Version] van het O.T. [Oude Testament] en N.T. [Nieuwe Testament] is het ongelukkigerwijs met ’Hel’ weergegeven.”
In Collier’s Encyclopedia (1986, Deel 12, blz. 28) wordt over het woord „Hel” het volgende gezegd: „In de eerste plaats is het een aanduiding van de Hebreeuwse Sjeool uit het Oude Testament en de Griekse Hades uit de Septuaginta en het Nieuwe Testament. Aangezien Sjeool in oudtestamentische tijden eenvoudig een aanduiding van de verblijfplaats der doden was, zonder onderscheid te maken tussen de goeden en de slechten, is het woord ’hel’, zoals het tegenwoordig wordt begrepen, geen gelukkige vertaling.”
Het is feitelijk aan het huidige begrip van het woord „hel” te wijten dat het zo’n ongelukkige weergave van deze oorspronkelijke bijbelse woorden is. In de grond der zaak komt de oorspronkelijke betekenis van het woord „hel” nagenoeg overeen met de betekenis van deze bijbelse woorden, maar men heeft die betekenis uit het oog verloren en door een andere, zeer afwijkende, betekenis vervangen. Franck’s Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal (dr. N. van Wijk, tweede druk, 1949, blz. 243, 244) zegt dat de oorspronkelijke betekenis van hel „schuilplaats, berg-plaats” is, en verwijst vervolgens naar het trefwoord „helen”. Daar leest men dat het werkwoord „helen” afkomstig is van het Oudhoogduitse hëlan, dat „verbergen” betekent. Het woord „hel” hield dus oorspronkelijk niet de gedachte in van hitte of pijniging, maar eenvoudig van een ’bedekte of verborgen plaats’; het had derhalve nagenoeg dezelfde betekenis als het Hebreeuwse sjeʼōlʹ.
De huidige betekenis van het woord „hel” wordt in Dantes La Divina commedia (De goddelijke komedie) en in Paradise Lost (Verloren paradijs) van de Engelse dichter Milton aanschouwelijk voorgesteld, maar ze heeft niets met de oorspronkelijke definitie van het woord te maken. Het idee van een „hel” van vurige pijniging gaat echter veel verder terug dan Dante of Milton. In de Grolier Universal Encyclopedia (1971, Deel 9, blz. 205) wordt onder „Hel” gezegd: „Hindoes en boeddhisten beschouwen de hel als een plaats van geestelijke loutering en uiteindelijk herstel. De islamitische overlevering ziet de hel als een plaats van eeuwige straf.” Het idee van lijden na de dood behoorde ook tot de heidense religieuze leringen van oude volken in Babylon en Egypte. Volgens Babylonische en Assyrische geloofsovertuigingen was de „onderwereld . . . een oord vol verschrikkingen, . . . waarover uiterst sterke en wrede goden en demonen heersten”. Hoewel in Oudegyptische religieuze teksten niet wordt geleerd dat een slachtoffer eeuwig in vuur wordt gekweld, wordt het „hiernamaals” wel afgeschilderd als een plaats met „vuurpoelen” voor de „verdoemden”. — The Religion of Babylonia and Assyria, door Morris Jastrow jr., 1898, blz. 581; The Book of the Dead, met inleiding door E. Wallis Budge, 1960, blz. 135, 144, 149, 151, 153, 161, 200.
De opvatting omtrent het „hellevuur” is reeds vele eeuwen een basisleerstelling van de christenheid. Het is te begrijpen waarom The Encyclopedia Americana (1956, Deel XIV, blz. 81) zegt: „Er is veel verwarring en misverstand ontstaan doordat de vroege vertalers van de bijbel het Hebreeuwse woord Sjeool en de Griekse woorden Hades en Gehenna onveranderlijk met het woord hel hebben weergegeven. De eenvoudige transliteratie van deze woorden door de vertalers van de herziene uitgaven van de bijbel is niet voldoende geweest om deze verwarring en verkeerde opvatting merkbaar op te helderen.” Niettemin wordt de bijbelonderzoeker door een dergelijke transliteratie en consequente vertaling in staat gesteld de teksten waarin deze woorden in de oorspronkelijke taal voorkomen, zorgvuldig met elkaar te vergelijken en daardoor onbevooroordeeld het juiste begrip van hun ware betekenis te verkrijgen. — Zie GEHENNA; GRAF; HADES; SJEOOL; TARTARUS.