Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

THEMA

Het verdeelde koninkrijk

Het verdeelde koninkrijk

SLECHTS 120 jaar nadat Saul de eerste koning van Israël was geworden, werd de natie in tweeën gescheurd. Waarom? Wegens de afvalligheid van koning Salomo. Omdat Salomo zijn buitenlandse vrouwen wilde behagen, liet hij toe dat klinkklare afgoderij de natie binnendrong door ’hoge plaatsen’ voor valse goden te bouwen. Dit intergeloof was iets afschuwelijks voor Jehovah. Toch maakte God, uit loyaliteit aan zijn verbond met David, geen eind aan de Davidische dynastie, maar verordende dat een deel van de natie zou worden afgescheurd. — 1Kon 11:7-13.

Dit gebeurde in 997 v.G.T., toen door de handelwijze van Salomo’s halsstarrige zoon Rehabeam tien stammen in opstand kwamen en een koninkrijk vormden dat grotendeels in het noordelijke deel van het land lag, hoewel het ook Simeonitische enclavesteden omvatte die over heel Juda verspreid lagen. Alleen de stammen Benjamin en Levi bleven loyaal aan het zuidelijke koninkrijk Juda.

Jerobeam, de eerste koning van het noordelijke koninkrijk, vreesde dat het volk hem ontrouw zou worden als zij in Jeruzalem zouden blijven aanbidden. Daarom stelde hij een eigen religie in. Hij plaatste gouden kalveren in Dan, in het uiterste noorden, en in Bethel, slechts 17 km ten noorden van Jeruzalem. Hij installeerde ook zijn eigen priesterschap en verordende zijn eigen ’heilige dagen’. — 1Kon 12:26-33.

Israël werd dus in politiek en religieus opzicht verdeeld, een land dat kwetsbaar was voor buitenlandse aanvallen en verscheurd door burgeroorlog. Nu het tienstammenrijk van Jehovah’s zuivere aanbidding was afgesneden, zonk het weg in morele en geestelijke verdorvenheid. Toch bleef Jehovah zijn profeten zenden om hen tot berouw te brengen.

KAART: De koninkrijken Juda en Israël na de scheuring

Ruïnes van Achabs paleis in Samaria, alsook stukken ivoorsnijwerk die in dat gebied zijn gevonden. Samaria was ca. 200 jaar de hoofdstad van het noordelijke koninkrijk

De Baälaanbidding was in het noordelijke koninkrijk wijdverbreid. Deze afbeelding van de valse god Baäl werd in Ras-sjamra (Syrië) gevonden. In zijn rechterhand heeft hij een knuppel, waarmee hij naar verluidt een storm ontketent. In zijn linkerhand heeft hij een gestileerde bliksemschicht met een speerpunt en aan de bovenkant een plant, een zinspeling op de voordelen van de regen

Beitin, vlak bij het oude Bethel (niet ver van Jeruzalem). In Bethel richtte Jerobeam een gouden kalf voor aanbidding op (ongetwijfeld groter dan dit bronzen kalf dat in het Louvre tentoongesteld is)