Hor
[Hebr.: Hor ha·harʹ, „Hor, de berg”].
1. De berg bij Mosera aan de grens van Edom, waar Aäron kort voor Israëls intocht in het Beloofde Land stierf. Voor de ogen van de gehele vergadering van Israël bestegen Aäron, Mozes en Aärons zoon Eleazar de berg Hor. Op de top van de berg trok Mozes Aäron zijn priesterklederen uit en bekleedde Eleazar ermee. Daarna stierf Aäron, en Mozes en Eleazar hebben hem waarschijnlijk daar begraven. — Nu 20:22-29; De 32:50; vgl. De 10:6.
Volgens de geschiedschrijver Josephus was de berg Hor een van de hoge bergen die de Edomitische stad Petra omgaven (De joodse oudheden, IV, iv, 7). De overlevering brengt hem in verband met Jebel Harun (wat „Berg van Aäron” betekent), een tweetoppige berg van rode zandsteen die zo’n 1460 m hoog is en nog geen 5 km ten WZW van Petra ligt. Jebel Harun schijnt echter niet overeen te komen met de bijbelse beschrijving die zegt dat Israël vanuit Kades (Kades-Barnea) naar de berg Hor „aan de grens van het land Edom” kwam (Nu 33:37-39, 41). Jebel Harun ligt niet aan de grens, maar in het binnenland van Edom. Om deze door de overlevering aangewezen plek te bereiken, had Israël dus het gebied van Edom moeten betreden. Dit kan echter niet gebeurd zijn, want de Israëlieten hadden eerder geen toestemming gekregen om door Edom te trekken (Nu 20:14-22; De 2:5-8). Daarom geven veel geleerden als mogelijke identificatie de voorkeur aan de alleenstaande Jebel Madurah (Har Zin [Hor Ha Har]) met zijn steile witte krijtwanden, ongeveer 40 km ten ZW van de Dode Zee en ongeveer 60 km ten ONO van Kades.
2. Een berg die de N-grens van Kanaän markeert (Nu 34:7, 8). Er kan niet met zekerheid worden vastgesteld om welke berg het gaat. Sommige geleerden menen dat deze berg Hor (Hebr.: Hor ha·harʹ) wellicht dezelfde is als de berg Hermon. Anderen vermoeden dat de naam betrekking heeft op de hele Libanonketen of een opvallende top ervan.