Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Imri

Imri

(I̱mri) [verkorte vorm van Amarja, wat „Jehovah heeft gezegd” betekent].

1. Zoon van Bani uit de stam Juda via Perez. — 1Kr 9:4.

2. Vader van de Zakkur die meehielp aan de herbouw van de muur van Jeruzalem. — Ne 3:2.