Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Insekten

Insekten

Deze ongewervelde dieren onderscheiden zich door het feit dat ze, in het volwassen stadium, een lichaam hebben dat uit drie segmenten bestaat — kop, borststuk en achterlijf — met zes poten, twee voelsprieten en over het algemeen twee of vier vleugels.

In de schilderachtige taal van de bijbel worden insekten aangeduid als ’op vier poten gaand’. Mozes wist natuurlijk heel goed dat insekten zes poten hebben. Met deze woorden doelde hij dus ongetwijfeld niet op het aantal poten, maar op de wijze waarop insekten zich voortbewegen. Er zijn gevleugelde insekten, zoals bijen, vliegen en wespen, die met hun zes poten op dezelfde manier lopen als viervoetige dieren. Andere insekten, zoals de sprinkhaan, zijn met twee springpoten uitgerust en gebruiken de andere vier poten letterlijk om zich voort te bewegen. — Le 11:20-23.

De meer dan 800.000 bekende insektensoorten vormen een bont palet van contrasten. Terwijl sommige een donkere kleur hebben, zijn andere in heldere kleuren getooid en prachtig getekend. Alle kleurschakeringen van de regenboog zijn vertegenwoordigd. In grootte variëren de insekten van kevertjes die klein genoeg zijn om door het oog van een naald te kruipen, tot de zonderlinge „wandelende takken”, die meer dan 30 cm lang zijn. Onder de insekten vindt men georganiseerde gemeenschappen, bouwmeesters, agrariërs, handwerkers, lange-afstandsvliegers, uitmuntende springers, zwemmers en gravers. Door studie en observatie kan de mens veel van de insekten leren, vooral dat ze door God geschapen en met een instinctieve wijsheid toegerust zijn, die niet het produkt van toeval is, maar haar oorsprong vindt bij de Bron van alle wijsheid, Jehovah. — Job 12:7-9.

Hoewel velen geneigd zijn insekten als schadelijke dieren en als overbrengers van ziekten te bezien, kan in werkelijkheid slechts van een heel klein percentage insekten worden gezegd dat ze onder de huidige omstandigheden schadelijk zijn. De meeste kunnen noch als schadelijk, noch als onschadelijk geclassificeerd worden, of zijn op directe of indirecte wijze nuttig voor de mens.

Tussen insekten en planten bestaat een belangrijke relatie. Men schat dat 85 procent van de bloeiende planten geheel of gedeeltelijk afhankelijk is van bestuiving door insekten. Insekten spelen ook een nuttige rol bij de humusvorming en als aasopruimers. Verfstoffen en schellak worden uit schildluizen vervaardigd. In het Midden-Oosten dienen insekten, zoals sprinkhanen, al eeuwenlang als voedingsmiddel. Als er geen insekten bestonden, zouden produkten als honing en zijde onbekend zijn.

Insekten nemen inderdaad een belangrijke plaats in met betrekking tot de overige aardse schepping. Carl D. Duncan, hoogleraar in de entomologie en de botanica, merkte op: „Het is niet overdreven te zeggen dat insekten het karakter van de wereld van de mens in een veel grotere mate bepalen dan de mens zelf, en dat als ze plotseling helemaal van het toneel zouden verdwijnen, de wereld zo enorm zou veranderen dat het uiterst twijfelachtig is of de mens wel in de een of andere georganiseerde gemeenschap zou kunnen voortbestaan.” — Annual Report of the Smithsonian Institution, 1947, blz. 346.