Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Inzameling

Inzameling

Toen Paulus zich omstreeks 55 G.T. in Efeze bevond, schreef hij aan de Korinthiërs: „Wat nu de inzameling betreft die voor de heiligen is, doet ook gij zoals ik de gemeenten van Galatië opgedragen heb” (1Kor 16:1, 2). Het Griekse woord loʹgi·a („inzameling”) was in elk geval sinds de 3de eeuw v.G.T. in gebruik. Het komt alleen in deze twee bijbelverzen voor.

In Mattheüs 17:24 wordt gesproken over „mannen die de twee drachmen belasting inden”, maar hier wordt een ander woord (lamʹba·no) gebruikt, dat de gedachte overbrengt van „ontvangen”. (Vgl. Int.) De uitdrukking ’tienden heffen’ in Hebreeën 7:5 komt eveneens van een ander woord (a·po·de·kaʹto·o), dat totaal verschilt van de term loʹgi·a.

Paulus’ woordkeus geeft echter te kennen dat het bij de inzameling waarschijnlijk om geld ging en niet om voedsel of kleding; en door over „de inzameling” te spreken, bedoelde hij een speciale inzameling waarvan de Korinthiërs reeds op de hoogte waren. Paulus’ instructies betroffen alleen de wijze waarop de inzameling moest worden gehouden. Ze moest niet in het openbaar plaatsvinden, maar in ieders „eigen huis”, op vrijwillige basis, „naargelang [elkeen] voorspoed heeft”, zoals het in „de gemeenten van Galatië” werd gedaan. — 1Kor 16:1, 2.

Dat Paulus in verband met de inzameling ’opdrachten’ gaf, wil niet zeggen dat hij eigenmachtig strenge bevelen uitvaardigde, maar dat hij in de hele aangelegenheid, waarbij meerdere gemeenten betrokken waren, de leiding nam en het opzicht had (1Kor 16:1). Hij en anderen hadden dit project zorgvuldig voorbereid. Bovendien bekommerde Paulus zich niet alleen om de geestelijke behoeften van de gemeenten, maar had hij ook altijd oog voor de materiële behoeften van arme christenen, en het schijnt dat deze inzameling speciaal gehouden werd ten behoeve van de christenen in Judea, die het destijds zwaar te verduren hadden (Ga 2:10). Op andere plaatsen verwijst Paulus naar deze inzameling met uitdrukkingen als ’een bijdrage aan de armen onder de heiligen in Jeruzalem’ (Ro 15:26), ’de bediening die voor de heiligen is’ (2Kor 9:1), „uw milde gave, die gij reeds eerder hadt beloofd”, „deze openbare dienst” (2Kor 9:5, 12) en „gaven van barmhartigheid” (Han 24:17). Deze liefdevolle bezorgdheid voor de behoeften van medechristenen was een van de identificerende kenmerken van het christendom uit de 1ste eeuw. — Jo 13:35; zie BIJDRAGE.