Iri
(I̱ri) [misschien van een grondwoord dat „volwassen ezel” betekent].
Zoon van Bela; hoofd van een vaderlijk huis en een dappere, sterke man van Benjamin (1Kr 7:7). Iri is waarschijnlijk dezelfde als de Ir uit 1 Kronieken 7:12.
(I̱ri) [misschien van een grondwoord dat „volwassen ezel” betekent].
Zoon van Bela; hoofd van een vaderlijk huis en een dappere, sterke man van Benjamin (1Kr 7:7). Iri is waarschijnlijk dezelfde als de Ir uit 1 Kronieken 7:12.