THEMA
Israëls omzwervingen in de wildernis
NA HUN bevrijding uit Egypte doolden de Israëlieten veertig jaar lang rond in Sinaï, meestal ver weg van de veelbereisde handelsroutes. Het was een „grote en vrees inboezemende wildernis, met giftige slangen en schorpioenen en met een dorstige bodem die geen water heeft” (De 8:15). Waarom moesten zij deze harde ervaring ondergaan?
Bij de berg Sinaï vergaderde Jehovah de Israëlieten na hun vertrek uit Egypte, gaf hun door bemiddeling van Mozes zijn wetten en organiseerde hen tot een natie. Kort daarna hadden zij het Beloofde Land kunnen binnengaan, maar dat gebeurde niet. Waarom niet? Ondanks alles wat Jehovah voor hen had gedaan, oefenden zij geen geloof en kwamen zij in opstand tegen Mozes, die door God was aangesteld om hen te leiden. Zij geloofden liever een slecht bericht over Kanaän en verlangden ernaar teruggevoerd te worden naar Egypte! (Nu 14:1-4) Dit bracht Jehovah’s snelle oordeel: Pas veertig jaar later zou de natie het Beloofde Land mogen binnengaan. Tegen die tijd zouden degenen van dat geslacht die geen geloof hadden getoond, zijn gestorven.
De ervaring van Israël in de wildernis is een krachtige waarschuwing voor christenen in deze tijd om de strik van gebrek aan geloof te vermijden. — Heb 3:7-12.