Jasen
(Ja̱sen) [misschien: Slapend; In slaap vallend].
In de lijst van Davids sterke mannen komt de uitdrukking „de zonen van Jasen” voor (2Sa 23:32). De parallelle lijst in 1 Kronieken 11:34 noemt hem de Gizoniet Hasem.
(Ja̱sen) [misschien: Slapend; In slaap vallend].
In de lijst van Davids sterke mannen komt de uitdrukking „de zonen van Jasen” voor (2Sa 23:32). De parallelle lijst in 1 Kronieken 11:34 noemt hem de Gizoniet Hasem.