Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Jaspis

Jaspis

Het hedendaagse jaspis is een ondoorzichtige kwartssoort met een bijmenging van ijzeroxide. De dikwijls in banden voorkomende kleuren zijn wit, rood, geel, bruin of zwart. Jaspis is harder dan glas en wordt als samengroeisel van kristallen of als afzonderlijke kristallen in metamorf gesteente gevonden. De beste kwaliteiten worden als sierstenen gebruikt en kunnen hoogglanzend gepolijst worden. Aangezien de jaspis (Gr.: i·aʹspis) in Openbaring 21:11 echter beschreven wordt als een ’zeer kostbare steen, kristalhelder schijnend’, zijn sommige geleerden van mening dat de steen uit de oudheid zeldzamer en kostbaarder geweest kan zijn dan het tegenwoordige betrekkelijk goedkope jaspis en misschien eerder helder transparant was dan ondoorzichtig. Sommige geleerden hebben de gedachte geopperd dat de Griekse term in werkelijkheid betrekking heeft op de diamant.

De steen die zich als symbool van een van de twaalf stammen van Israël als laatste in de tweede rij op Aärons „borststuk der rechtspraak” bevond, was een jaspissteen (Hebr.: ja·halomʹ) (Ex 28:2, 15, 18, 21; 39:11). Jaspis behoorde tot de edelstenen waarmee de „bedekking” die de koning van Tyrus droeg, was versierd (Ez 28:12, 13). In het visioen van Jehovah’s schitterende hemelse troon merkte Johannes op dat degene ’die erop gezeten was, van aanzien gelijk een jaspissteen en een kostbare roodkleurige steen’ was (Opb 4:1-3, 10, 11). In de beschrijving van „de heilige stad, het Nieuwe Jeruzalem,” staat dat haar glans gelijk „een kristalhelder schijnende jaspissteen” was. De muur van de heilige stad was gebouwd van jaspis, evenals de eerste fundamentsteen. — Opb 21:2, 10, 11, 18, 19.