Jattir
(Ja̱ttir) [van een grondwoord dat „meer dan voldoende; overvloed” betekent].
Een priesterstad in het bergland van Juda (Joz 15:20, 48; 21:9, 10, 14; 1Kr 6:54, 57). David zond een deel van de overwinningsbuit die hij de Amalekitische plunderaars afgenomen had, naar Jattir. Misschien wilde hij daarmee zijn dankbaarheid tonen voor de gastvrijheid en vriendschap die hem bewezen waren toen hij voor koning Saul op de vlucht was. — 1Sa 30:17-20, 26, 27, 31.
Jattir wordt gewoonlijk geïdentificeerd met Khirbet ʽAttir (Horvat Yattir), ongeveer 21 km ten ZZW van Hebron.