Joahaz
(Jo̱ahaz) [Moge Jehovah vastgrijpen; Jehovah heeft vastgegrepen].
De Nederlandse weergave van twee Hebreeuwse naamvormen: Jō·ʼa·chazʹ en de langere vorm Jehō·ʼa·chazʹ. — 2Kon 14:1, vtn.
1. Andere naamvorm voor Ahazia, die tegen het eind van de 10de eeuw v.G.T. zijn vader Joram als koning van Juda opvolgde (2Kr 21:16, 17; 22:1). Bij deze spellingsvariant, die in de masoretische tekst ook in 2 Kronieken 25:23 voorkomt, is de goddelijke naam eenvoudig verplaatst, zodat deze als voorvoegsel in plaats van als achtervoegsel dient. Deze koning van Juda wordt één keer Azarja genoemd. — 2Kr 22:6b; zie AHAZIA nr. 2.
2. Zoon en opvolger van koning Jehu als koning van Israël. Joahaz heeft zeventien jaar geregeerd, van 876 tot omstreeks 860 v.G.T. (2Kon 10:35; 13:1). Toen hij zijn vader op de troon opvolgde, was een groot deel van het rijk in handen van de Syrische koning Hazaël van Damaskus, die al het grondgebied van Israël ten O van de Jordaan van Jehu had afgenomen (2Kon 10:32-34). En omdat Joahaz deed wat kwaad was in Jehovah’s ogen, liet God toe dat Hazaël Israël gedurende al de dagen van Joahaz bleef verdrukken, totdat Joahaz’ strijdmacht tot slechts 50 ruiters, 10 wagens en 10.000 man voetvolk was teruggebracht. Ten slotte zocht Joahaz Jehovah’s gunst, en ter wille van het verbond met Abraham, Isaäk en Jakob liet Jehovah niet toe dat Syrië Israël geheel en al in het verderf stortte (2Kon 13:2-7, 22, 23). Toen koning Joahaz gestorven was, werd hij in Samaria begraven en door zijn zoon Joas opgevolgd. — 2Kon 13:8, 9; 2Kr 25:17.
3. Zoon en opvolger van Josia als koning van Juda. De naam van zijn moeder was Hamutal (2Kon 23:31). Volgens bepaalde handschriften noemen Ezra en Jeremia hem Sallum, wat naar de mening van sommigen misschien zijn naam is geweest voordat hij de troon besteeg (1Kr 3:15; Jer 22:11). Nadat zijn vader door farao Necho van Egypte was gedood, koos het volk Joahaz (hoewel hij niet de oudste nog levende zoon van Josia was) als troonopvolger. — 2Kon 23:29, 30.
Joahaz was 23 jaar toen hij koning werd, en hij was een slechte heerser. Hij heeft in het begin van 628 v.G.T. drie maanden geregeerd en werd toen door Farao in Ribla gevangengezet. Later werd hij naar Egypte overgebracht, waar hij in gevangenschap stierf, juist zoals de profeet Jeremia had voorzegd. — 2Kon 23:31-34; Jer 22:10-12.
4. Vader van Joah, de geschiedschrijver van koning Josia. — 2Kr 34:1, 8.