Jona, Het boek
Het enige boek in de Hebreeuwse Geschriften dat uitsluitend handelt over de opdracht die een profeet van Jehovah kreeg om aan een niet-Israëlitische stad en haar inwoners een oordeelsboodschap te verkondigen, hetgeen ertoe leidde dat de hele stad berouw toonde. De wederwaardigheden die in dit boek worden verhaald, heeft de schrijver — Jona, de zoon van Amittai — zelf beleefd. Daar hij kennelijk dezelfde is als de Jona uit 2 Koningen 14:25, moet hij tijdens de regering van Israëls koning Jerobeam II (ca. 844–804 v.G.T.) hebben geprofeteerd. Het is daarom redelijk de in het boek Jona opgetekende gebeurtenissen in de 9de eeuw v.G.T. te plaatsen. — Zie JONA nr. 1.
Authenticiteit. Wegens het bovennatuurlijke karakter van veel van de gebeurtenissen die in het boek Jona worden vermeld, is het door bijbelcritici dikwijls aangevallen. Het opsteken van de stormwind die even snel weer ging liggen, de vis waardoor Jona werd opgeslokt en die drie dagen later de profeet ongedeerd uitbraakte, alsook de plotselinge groei en dood van een fleskalebasplant — dat alles is als niet-historisch betiteld omdat zulke dingen in deze tijd niet meer voorkomen. Deze opvatting zou wellicht enige grond hebben indien het boek Jona deze gebeurtenissen had voorgesteld als heel gewone voorvallen die zich destijds hadden afgespeeld. Dat is echter niet het geval. Het boek verhaalt gebeurtenissen uit het leven van iemand die een speciale opdracht van God Mt 19:26.
had ontvangen. Zij die volhouden dat deze dingen eenvoudigweg niet gebeurd kunnen zijn, moeten derhalve hetzij het bestaan van God loochenen of ontkennen dat hij bij machte is zich van natuurkrachten te bedienen alsook speciale invloed op het plante-, dieren- en menselijke leven uit te oefenen om zijn doel te dienen. — ZieWat voor zeedier zou Jona opgeslokt kunnen hebben?
Een geliefkoosd strijdpunt in het verleden was dat geen zeedier een mens zou kunnen doorslikken. Maar dit argument is niet steekhoudend. De potvis, wiens reusachtige vierkante kop ongeveer een derde van zijn lengte vormt, is heel goed in staat om een mens in zijn geheel door te slikken (Walkers Mammals of the World, herzien door R. Nowak en J. Paradiso, 1983, Deel II, blz. 901). Het is interessant dat er aanwijzingen zijn dat de zeehaven van Joppe in de oudheid een thuishaven voor walvisvaarders was. Anderzijds kan het ook zijn dat Jona door een grote witte haai werd opgeslokt. Een witte haai die in 1939 gevangen werd, had twee haaien van 2 m lang in zijn maag — dus elk ongeveer ter grootte van een mens. En de grote witte haai komt in alle zeeën voor, ook in de Middellandse Zee (Australian Zoological Handbook, De vissen van Australië, door G. P. Whitley, Sydney, 1940, Deel 1 — De haaien, blz. 125; The Natural History of Sharks, door R. H. Backus en T. H. Lineaweaver III, 1970, blz. 111, 113; zie ook Grzimeks Het leven der dieren, Deel IV, blz. 108, 109). Er dient echter opgemerkt te worden dat de bijbel eenvoudig zegt: „Jehovah [beschikte] een grote vis om Jona op te slokken”, terwijl de soort van vis niet nader wordt beschreven (Jon 1:17). Er kan dus niet worden vastgesteld om wat voor „vis” het hier ging. Ja, de mens weet bij lange na niet alles over de dieren die de zeeën en oceanen bewonen. In het tijdschrift Scientific American (september 1969, blz. 162) stond: „Net als in het verleden het geval is geweest, zal men door het verdere onderzoek van de diepten der zee ongetwijfeld nog tot dusver onbekende dieren leren kennen, ook enkele die tot groepen behoren waarvan men dacht dat ze al lang waren uitgestorven.”
Sommigen menen de authenticiteit van het boek Jona in twijfel te moeten trekken omdat in de Assyrische annalen geen gegevens over de activiteit van deze profeet te vinden zijn. Doch in feite dient het ontbreken van dergelijke inlichtingen geen verbazing te wekken. Het was bij oude volken gebruikelijk hoog op te geven van hun successen, maar hun mislukkingen en vernederingen te verzwijgen en alles wat hen in een ongunstig daglicht plaatste, uit te wissen. Aangezien bovendien niet alle oude annalen bewaard gebleven of gevonden zijn, kan niemand met zekerheid zeggen dat er nooit een verslag over de gebeurtenissen in Jona’s tijd heeft bestaan.
Het ontbreken van bepaalde details (zoals de naam van de Assyrische koning en de precieze plaats waar Jona op het droge land werd uitgebraakt) wordt als nog een bewijs aangevoerd dat het boek Jona niet werkelijk historisch is. Maar met dit bezwaar wordt voorbijgegaan aan het feit dat alle historische verhalen beknopte verslagen zijn waarin de geschiedschrijver slechts de inlichtingen heeft opgetekend die hij voor zijn doel belangrijk of noodzakelijk achtte. C. F. Keil geeft het volgende treffende commentaar: „Niet één van de oude geschiedschrijvers biedt in zijn werken zulk een volledigheid; en de bijbelse geschiedschrijvers zijn er nog veel minder op uit dingen mee te delen die niet nauw samenhangen met het hoofddoel van hun verhaal of met de religieuze betekenis van de feiten.” — Commentary on the Old Testament, 1973, Deel X, Inleiding op Jona, blz. 381.
Daar uit archeologisch bewijsmateriaal is opgemaakt dat de omtrek van de muur rondom het oude Nineve slechts ongeveer 13 km moet zijn geweest, wordt beweerd dat het boek Jona overdrijft wanneer daarin de omvang van de stad als drie dagen gaans wordt beschreven (Jon 3:3). Dit is echter geen geldige reden om in twijfel te trekken wat er in de bijbel staat. Zowel in het bijbelse als in het hedendaagse spraakgebruik kan de naam van een stad tevens haar voorsteden omvatten. Genesis 10:11, 12 laat trouwens zien dat Nineve, Rehoboth-Ir, Kalah en Resen samen „de grote stad” vormden.
Dat Jona niet in de eerste persoon schreef, wordt ook als argument gebruikt om het boek in diskrediet te brengen. Maar daarmee wordt buiten beschouwing gelaten dat bijbelschrijvers de gewoonte hadden over zichzelf in de derde persoon te spreken (Ex 24:1-18; Jes 7:3; 20:2; 37:2, 5, 6, 21; Jer 20:1, 2; 26:7, 8, 12; 37:2-6, 12-21; Da 1:6-13; Am 7:12-14; Hag 1:1, 3, 12, 13; 2:1, 10-14, 20; Jo 21:20). Zelfs wereldlijke geschiedschrijvers uit de oudheid, zoals Xenophon en Thucydides, deden dit. Toch is het opmerkenswaard dat de authenticiteit van hun berichtgeving nooit op grond hiervan in twijfel getrokken is.
Met de inleidende verklaring: „Het woord van Jehovah kwam voorts”, maakt het boek Jona er aanspraak op van goddelijke oorsprong te zijn (Jon 1:1). De joden hebben van oudsher zowel dit als andere profetische boeken die op een dergelijke wijze worden ingeleid, als echt aanvaard (Jer 1:1, 2; Ho 1:1; Mi 1:1; Ze 1:1; Hag 1:1; Za 1:1; Mal 1:1). Dit op zich pleit al sterk voor de authenticiteit van het boek. Terecht is dan ook opgemerkt: „Het is in feite ondenkbaar . . . dat gezaghebbende joodse bronnen een dergelijk boek in de canon van de Schrift zouden hebben opgenomen indien zij geen afdoende bewijzen voor de echtheid en de authenticiteit ervan hadden gehad.” — The Imperial Bible-Dictionary, onder redactie van P. Fairbairn, Londen, 1874, Deel 1, blz. 945.
Bovendien is dit boek volkomen in harmonie met de rest van de Schrift. Het schrijft redding toe aan Jehovah (Jon 2:9; vgl. Ps 3:8; Jes 12:2; Opb 7:10), en het verhaal illustreert Jehovah’s barmhartigheid, lankmoedigheid, geduld en onverdiende goedheid jegens zondige mensen. — Jon 3:10; 4:2, 11; vgl. De 4:29-31; Jer 18:6-10; Ro 9:21-23; Ef 2:4-7; 2Pe 3:9.
Nog een bewijs voor de authenticiteit van dit bijbelboek is de openhartigheid ervan. Jona’s verkeerde instelling ten aanzien van zijn opdracht en van het feit dat God de Ninevieten spaarde, wordt niet verdoezeld.
Het meest doorslaggevende bewijs wordt echter verschaft door Gods Zoon zelf, die zei: „[Dit geslacht] zal geen teken worden gegeven dan het teken van Jona, de profeet. Want evenals Jona drie dagen en drie nachten in de buik van de reusachtige vis was, zo zal de Zoon des mensen drie dagen en drie nachten in het hart der aarde zijn. De mannen van Nineve zullen in het oordeel opstaan met dit geslacht en zullen het veroordelen, want zij hadden berouw op hetgeen Jona predikte, maar ziet! méér dan Jona is hier” (Mt 12:39-41; 16:4). De opstanding van Christus Jezus zou net zo werkelijk zijn als Jona’s bevrijding uit de buik van de vis. En het geslacht dat Jona’s prediking hoorde, moet evenzeer hebben bestaan als het geslacht dat hoorde wat Christus Jezus zei. Mythische mannen van Nineve zouden nooit in het oordeel kunnen opstaan en een onontvankelijk geslacht van joden veroordelen.
[Kader op blz. 1327]
HOOFDPUNTEN UIT JONA
De ervaringen van Jona toen hij de opdracht kreeg tot een heidens volk, de inwoners van Nineve, te profeteren
Het boek werd geschreven omstreeks 844 v.G.T., zo’n 100 jaar voordat Assyrië Israël in ballingschap voerde
Jona’s vlucht (1:1–2:10)
Jona krijgt de opdracht de Ninevieten voor Jehovah’s toorn te waarschuwen, maar boekt passage op een schip met bestemming Tarsis
Een zware storm steekt op en het schip dreigt te vergaan
De bange zeelieden roepen tot hun goden, proberen het schip lichter te maken en werpen vervolgens het lot om vast te stellen wie verantwoordelijk is voor hun rampspoed
Het lot valt op Jona; hij zegt tot de zeelieden dat zij hem overboord moeten gooien, daar de storm wegens hem is opgestoken
De zeelieden zijn daartoe niet bereid en proberen het schip naar land terug te brengen; wanneer dat niet lukt, werpen zij Jona in zee; terstond bedaart de storm
In het water wordt Jona door een grote vis opgeslokt
Vanuit de buik van de vis bidt hij tot Jehovah en belooft zijn gelofte gestand te doen
Ten slotte wordt Jona op het droge land uitgebraakt
Jona gaat naar Nineve (3:1–4:11)
Jehovah gebiedt Jona opnieuw naar Nineve te gaan om Zijn waarschuwing bekend te maken
Jona gaat naar Nineve en verkondigt dat de stad na veertig dagen ondersteboven zal worden gekeerd
De Ninevieten hebben berouw; op aanwijzing van de koning bedekken zij hun dieren en zichzelf met zakken en roepen tot God om barmhartigheid; Jehovah ’gevoelt spijt’ over de voorzegde rampspoed
Jona ontsteekt in toorn dat Nineve gespaard zal worden; hij richt buiten de stad een loofhut op, gaat in de schaduw ervan zitten en wacht op de dingen die gaan gebeuren
Jehovah laat een fleskalebasplant opschieten die Jona welkome schaduw biedt; de volgende dag wordt de plant door een worm aangetast, en ze verdort; Jehovah gebruikt Jona’s reactie om hem uit te leggen waarom Hij de meer dan 120.000 inwoners van Nineve barmhartigheid heeft betoond