Karkemis
(Ka̱rkemis).
Een belangrijk handelscentrum aan de W-oever van de bovenloop van de Eufraat bij een van de voornaamste doorwaadbare plaatsen in die rivier. Van Nineve liep een belangrijke handelsroute naar Haran (slechts zo’n 88 km ten O van Karkemis), kruiste vervolgens de Eufraat bij Karkemis en liep verder naar het Orontesdal in Libanon, vanwaar andere wegen naar de Middellandse Zee of zuidwaarts naar Palestina en Egypte voerden. Doortrekkende karavanen verschaften inkomsten in de vorm van belastingen, en de stad werd kennelijk zeer welvarend.
Vanwege zijn zowel uit commercieel als uit militair oogpunt gunstige ligging probeerden aanvallende koninkrijken Karkemis al sinds oude tijden in hun macht te krijgen. Farao Thoetmozes III (midden van het 2de millennium v.G.T.) plunderde Karkemis, en ook Ramses III maakt melding van een aanval op de stad. Assurnasirpal II (9de eeuw v.G.T.) beschrijft hoe hij de Eufraat overstak op vlotten die met opgeblazen geitevellen drijvend werden gehouden en beweert dat hij van de koning van Karkemis als schatting 20 talenten zilver, 100 talenten koper en 250 talenten ijzer heeft ontvangen, alsook gouden voorwerpen, met ivoor ingelegde meubelen, kledingstukken van linnen en wol en andere buit.
Karkemis komt in het bijbelse verslag voor in Jesaja 10:9-11, waar Jehovah de Assyrische aanval tegen Israël en Juda voorzei. Van de snoevende Assyrische heerser wordt gezegd dat hij Karkemis noemde als een van de koninkrijken die zijn macht niet konden weerstaan. Dit heeft ongetwijfeld betrekking op de Assyrische verovering van het onafhankelijke koninkrijk Karkemis door Sargon II, een tijdgenoot van koning Hizkia. Daarna werd Karkemis door een Assyrische stadhouder bestuurd.
Later, na de val van Nineve, de hoofdstad van Assyrië, rukte farao Necho met zijn leger naar het N op om de Assyriërs te hulp te komen. Koning Josia van Juda was zo onverstandig te trachten de Egyptische strijdkrachten bij Megiddo terug te slaan en sneuvelde bij die poging (ca. 629 v.G.T.) (2Kr 35:20-24). In 625 v.G.T. werd bij Karkemis een beslissende veldslag geleverd tussen de Egyptische en de Babylonische legers. Onder aanvoering van Nebukadnezar brachten de Babyloniërs de strijdkrachten van farao Necho een verpletterende nederlaag toe en vielen Syrië en Kanaän binnen. Deze veldslag kenmerkte het einde van de invloed van het Egyptische Rijk in deze gebieden. Een parallel van het bijbelse verslag in Jeremia 46:2 wordt aangetroffen in de Babylonische kronieken (British Museum nr. 21946); beide beschrijven de nederlaag van het Egyptische leger.
Op de indrukwekkende ruïneheuvel van Karkemis, ten ZO van het Turkse stadje Karkamış (het vroegere Cerablus of Barak), zijn opgravingen gedaan. De plek heeft een oppervlakte van 93 ha en ligt tegen Jarablus aan, een stad vlak over de grens met Syrië. Er werd een groot aantal documenten gevonden in de taal die thans „hiërogliefen-Hethitisch” wordt genoemd, en men gelooft dat Karkemis in de laatste helft van het 2de millennium v.G.T. ongeveer twee eeuwen lang onder de heerschappij van het rijk heeft gestaan waarvan de hoofdstad Hattusas was. (Zie evenwel HETHIETEN.) Ook zijn er reliëfs gevonden waarop onder meer een sfinx en het hengselkruis (crux ansata of anch-teken) stonden afgebeeld, wat een krachtige Egyptische invloed verraadt.