Kelita
(Keli̱ta) [misschien van een grondwoord dat „te kort” (d.w.z. dwergachtig) betekent].
1. Een van de levieten uit Ezra’s tijd die inzagen dat zij zich er schuldig aan hadden gemaakt buitenlandse vrouwen te nemen en hen daarom wegzonden. Ezr 10:23, 44). Misschien dezelfde als nr. 2 en 3.
Kelita wordt ook Kelaja genoemd (2. Een leviet die in 455 v.G.T. Ezra erbij hielp ’de wet aan het volk te verklaren’. — Ne 8:7, 8; zie nr. 1.
3. Een leviet wiens nakomeling, zo niet hijzelf, met zijn zegel de „betrouwbare overeenkomst” bekrachtigde die in Nehemia’s tijd werd aangegaan (Ne 9:38; 10:1, 9, 10). Indien Kelita zelf en niet een nakomeling aanwezig was toen deze overeenkomst werd aangegaan, zou hij dezelfde kunnen zijn geweest als nr. 1 of nr. 2.