Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Kelub

Kelub

(Ke̱lub) [Korf; Kooi].

1. Nakomeling van Juda; broer van Suha en vader van Mehir (1Kr 4:1, 11). De weergave van de naam met „Kelub” is op de masoretische tekst gebaseerd en komt derhalve in de meeste vertalingen voor. In de Griekse Septuaginta, de Syrische Pesjitta en de Latijnse Vulgaat (Clementina) wordt hij echter „Kaleb” of „Caleb” genoemd, en daarom wordt deze vorm in de vertaling van Knox en van Lamsa, alsook in de Nederlandse PB aangetroffen.

2. Vader van Ezri; laatstgenoemde diende onder koning David als opzichter over degenen die de velden bebouwden. — 1Kr 27:26.