Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Kis

Kis

1. Een Meraritische leviet, de zoon van Mahli en een broer van Eleazar. Aangezien Eleazar stierf zonder zonen na te laten, want hij had alleen dochters, namen de zonen van Kis deze erfgenamen tot vrouw. Een van „de zonen van Kis” was Jerahmeël. — 1Kr 23:21, 22; 24:29.

2. Een Benjaminiet; de zoon van Jeïël bij zijn vrouw Maächa (1Kr 8:29, 30). Zijn broer Ner was de grootvader van Saul, de eerste koning van Israël (1Kr 9:35-39). Blijkbaar werd Jeïël, de vader van Kis, ook Abiël genoemd. — Zie ABIËL nr. 1.

3. Een Benjaminiet, de vader van koning Saul (1Sa 14:51; Han 13:21). Hij was een welgesteld lid van de familie der Matrieten (1Sa 9:1; 10:21). Deze Kis was de zoon van Ner en de kleinzoon van Jeïël (Abiël) en dus de neef van de hierboven genoemde Kis en de broer van Abner (1Kr 8:29-33; 9:35-39). In 1 Samuël 9:1 wordt hij echter de zoon van Abiël genoemd. De term „zoon” wordt hier klaarblijkelijk niet gebruikt om hem als de rechtstreekse zoon van Abiël (Jeïël) te kenmerken, maar veeleer als zijn kleinzoon.

Kis woonde kennelijk te Gibea, in Benjamin (1Sa 10:26), hoewel hij in Zela begraven werd (2Sa 21:14). De enige gebeurtenis die in verband met Kis in de bijbel wordt vermeld, betreft de keer dat hij zijn zoon Saul en een bediende uitzond om enkele zoekgeraakte ezelinnen op te sporen. — 1Sa 9:3, 4.

4. Een leviet in de tijd van koning Hizkia; de zoon van Abdi, uit de zonen van Merari. Kis was een van de levieten die in het 1ste jaar van Hizkia’s regering meehielpen bij het reinigen van de tempel. — 2Kr 29:1-5, 12-17.

5. Een Benjaminitische voorvader van Esthers neef Mordechai. — Es 2:5-7.