Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Kislev

Kislev

(Ki̱slev).

Zo heette na de ballingschap de negende joodse maanmaand, die in november/december viel (Ne 1:1; Jer 36:9; Za 7:1) en overeenkwam met de derde maand van de burgerlijke kalender.

Deze wintermaand was koud en regenachtig. Zo lezen wij over koning Jojakim dat hij was „gezeten in het winterhuis, in de negende maand, met een brandend kolenbekken voor zich” (Jer 36:22). Toen na de ballingschap het volk zich op bevel van de priester Ezra in Jeruzalem vergaderde voor de bijeenkomst die op de twintigste dag van deze maand zou beginnen, bleven zij „op de open plaats van het huis van de ware God [zitten], huiverend vanwege de zaak en wegens de regenbuien”. — Ezr 10:9, 13.

In Johannes 10:22 wordt melding gemaakt van het Inwijdingsfeest, dat in de winter in Jeruzalem werd gevierd. Zoals uit het apocriefe boek 1 Makkabeeën (4:52-59) blijkt, werd dit acht dagen durende feest door Judas de Makkabeeër op de 25ste Kislev van het jaar 165 v.G.T. ingesteld ter herdenking van de herinwijding van de tempel te Jeruzalem. Dit feest staat thans bekend als Chanoeka. — Zie INWIJDINGSFEEST.