Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Landbouwwerktuigen

Landbouwwerktuigen

Hoewel in de bijbel gewag gemaakt wordt van diverse landbouwwerkzaamheden, worden de werktuigen die voor het bebouwen van het land werden gebruikt, niet uitvoerig beschreven. Niettemin wordt het bijbelse verslag in zekere mate aangevuld door de afbeeldingen van landbouwwerktuigen op Egyptische monumenten, alsook door de vondsten van zulke werktuigen in Egypte en Palestina. Bovendien bestaat er een grote overeenkomst tussen de eenvoudige landbouwwerktuigen die thans nog in delen van Egypte en Palestina worden gebruikt.

De dorsslede diende om de korrels los te maken van de aren. Het werktuig dat daarvoor in de oudheid werd gebruikt, leek waarschijnlijk op de twee soorten die thans nog op sommige plaatsen in de bijbelse landen worden gebruikt. Het ene soort bestaat uit een bord van samengevoegde planken die van voren omhooggebogen zijn met aan de onderzijde scherpe stenen of messen. (Vgl. 1Kr 21:23; Job 41:30; Jes 41:15.) De bestuurder staat op de slede om het gewicht te verzwaren. Het andere soort heeft een zitplaats voor de bestuurder en bestaat uit een laag vierhoekig wagenframe. Twee à drie evenwijdig opgestelde ronddraaiende walsen, met daarop bevestigd ijzeren schijven, zijn in dit frame gezet. — Vgl. Jes 28:27, 28.

De eg wordt in de bijbel niet genoemd, maar het eggen en het ploegen worden als afzonderlijke landbouwwerkzaamheden vermeld (Job 39:10; Jes 28:24; Ho 10:11). De voornaamste functie van de hedendaagse eg is, de grond te verkruimelen en vlak te maken, hoewel de eg ook wordt gebruikt om mest en zaaizaad onder te brengen en onkruid te verwijderen. In de oudheid werd misschien een verzwaard bord of een ruwe boomstam over de geploegde akker getrokken om de aardkluiten te verbrokkelen en de bodem te effenen.

Een hak werd gebruikt om het land van onkruid te zuiveren en waarschijnlijk ook om aardkluiten te verbrokkelen. In bepaalde profetische passages wordt specifiek melding gemaakt van het gebruik van een hak in de wijngaard. — Jes 5:5, 6; 7:23-25.

Houwelen werden waarschijnlijk gebruikt om te rooien en om de grond los te maken. Ze behoorden tot de gereedschappen die de Israëlieten in de dagen van Saul naar de Filistijnen moesten brengen om ze te laten scherpen (1Sa 13:20, 21). Men heeft bronzen en ijzeren houwelen gevonden die enigszins op de huidige rooihakken lijken.

De eenvoudige houten ploeg, die thans nog op sommige plaatsen in de bijbelse landen wordt gebruikt, is in de loop der eeuwen weinig veranderd, zoals een vergelijking met afbeeldingen van ploegen op oude monumenten en zelfs op kleitabletten duidelijk toont. De ploeg was noch van wielen voorzien noch bedoeld om de grond in de voren om te leggen; hij maakte slechts ondiepe voren door de oppervlakte van de aardbodem tot een diepte van 8-10 cm open te scheuren. Op de metalen ploegschaar na werd hij van hout gemaakt. (Vgl. 1Sa 13:20; 1Kon 19:19, 21; Jes 2:4.) Een stok, de ploegboom, waaraan de ploegschaar was bevestigd, vormde het voornaamste deel van de ploeg. De koperen en bronzen ploegscharen (eigenlijk ploegpunten) die bij opgravingen in Israël zijn gevonden, waren gewoonlijk door het gebruik flink gedeukt. — Zie PLOEGEN.

Sikkels werden hoofdzakelijk gebruikt voor het oogsten van het staande koren, hoewel de bijbel ook over het gebruik van de sikkel spreekt om de druiven te oogsten (Joë 3:13; Opb 14:18). De in Israël gevonden sikkels zijn licht gebogen. Sommige bestaan uit een rij getande vuursteensplinters die met behulp van pek in een frame van hetzij hout of been vastgekit waren. Er zijn ook ijzeren sikkelbladen gevonden, en deze waren met klinknagels, een doorn of een houder aan een handvat bevestigd.

Snoeimessen worden in de bijbel specifiek vermeld met betrekking tot het snoeien van de wijnstok (Jes 18:5). Aangezien de Schrift erover spreekt dat speren tot snoeimessen en, bij wijze van tegenstelling, snoeimessen tot lansen gesmeed zouden worden, bestond dit gereedschap misschien uit een scherp, mesachtig lemmer dat aan een handvat bevestigd was en kan het op een sikkel hebben geleken. — Jes 2:4; Joë 3:10.

Vorken gebruikt voor het wannen (Jes 30:24; Jer 15:7) werden waarschijnlijk zoals in latere tijd van hout gemaakt en hadden verscheidene gebogen tanden.

Wanschoppen, waarschijnlijk van hout gemaakt, werden gebruikt om het gedorste graan in de lucht te werpen, zodat de wind het stro en het kaf kon wegblazen. — Mt 3:12.