Leviticus
Het derde boek van de Pentateuch. Het bevat Gods wetten betreffende offers, reinheid en andere aangelegenheden in verband met Jehovah’s aanbidding. Doordat de levitische priesterschap de daarin vervatte richtlijnen opvolgde, verrichtte ze heilige dienst in „een voorafbeelding en een schaduw van de hemelse dingen”. — Heb 8:3-5; 10:1.
Beschreven periode. De in het boek verhaalde gebeurtenissen nemen niet meer dan een maand in beslag. Het grootste deel van Leviticus is veeleer een opsomming van Jehovah’s voorschriften dan een verslag van diverse gebeurtenissen die zich gedurende een lange tijdsperiode voordeden. In het laatste hoofdstuk van Exodus, het boek dat aan Leviticus voorafgaat, wordt vermeld dat op de eerste dag van de eerste maand in het tweede jaar na Israëls uittocht uit Egypte, de tabernakel werd opgericht (Ex 40:17). En in het boek Numeri (dat direct op het Leviticusverslag volgt) wordt in de eerste verzen (1:1-3) gezegd dat God Mozes „op de eerste dag van de tweede maand in het tweede jaar van hun uittocht uit het land Egypte” gebood een volkstelling te houden.
Wanneer en waar geschreven. Men mag logischerwijs aannemen dat het boek in 1512 v.G.T. bij de Sinaï in de wildernis werd geschreven. Dat Leviticus werkelijk in de wildernis werd geschreven, blijkt uit het feit dat veel dingen die worden vermeld, aan het leven in een kamp of legerplaats doen denken. — Le 4:21; 10:4, 5; 14:8; 17:1-5.
Schrijver. Al het voorgaande bewijsmateriaal draagt er eveneens toe bij Mozes als de schrijver te identificeren. Hij ontving de inlichtingen van Jehovah (Le 26:46), en het boek besluit met de woorden: „Dit zijn de geboden die Jehovah op de berg Sinaï aan Mozes heeft gegeven als bevelen voor de zonen van Israël” (27:34). Bovendien is Leviticus een deel van de Pentateuch, waarvan algemeen wordt erkend dat Mozes die geschreven heeft. Niet alleen de aanhef van Leviticus („Voorts . . .”) geeft de samenhang met Exodus en derhalve met de rest van de Pentateuch te kennen, maar ook de wijze waarop Jezus Christus en de schrijvers van de christelijke Geschriften naar dit boek verwijzen, laat zien dat zij wisten dat het door Mozes was geschreven en zonder twijfel tot de Pentateuch behoorde. Christus verwees bijvoorbeeld naar Leviticus 14:1-32 (Mt 8:2-4), Lukas naar Leviticus 12:2-4, 8 (Lu 2:22-24) en Paulus parafraseerde Leviticus 18:5 (Ro 10:5).
Dode-Zeerollen. Negen van de bij de Dode Zee gevonden handschriften bevatten fragmenten van het boek Leviticus. Vier ervan, die vermoedelijk uit de tijd tussen 125 en 75 v.G.T. stammen, zijn in Oudhebreeuws schrift geschreven, dat vóór de Babylonische ballingschap in gebruik was.
De waarde van het boek. God beloofde de Israëlieten dat als zij zijn stem zouden gehoorzamen, zij hem „een koninkrijk van priesters en een heilige natie” zouden worden (Ex 19:6). Het boek Leviticus bevat een verslag over de wijze waarop God een priesterschap voor zijn natie installeerde en hun de inzettingen gaf die hen zouden helpen in zijn ogen heilig te zijn. Ook al waren de Israëlieten slechts Gods typologische „heilige natie” en verrichtten hun priesters „heilige dienst in een voorafbeelding en een schaduw van de hemelse dingen” (Heb 8:4, 5), toch zouden zij, indien zij Gods wet hadden gehoorzaamd, rein zijn gebleven en ervoor in aanmerking zijn gekomen de leden voor Gods geestelijke „koninklijke priesterschap, een heilige natie,” te verschaffen (1Pe 2:9). Maar aangezien de meerderheid ongehoorzaam was, verloor Israël het voorrecht de enige natie te zijn waaruit de leden van het koninkrijk Gods genomen zouden worden, zoals Jezus tot de joden zei (Mt 21:43). Niettemin waren de in het boek Leviticus opgetekende wetten van onschatbare waarde voor degenen die zich eraan hielden.
De hygiënische voorschriften en de spijswetten, alsook de voorschriften inzake de seksuele moraal, beschermden hen tegen ziekten en verdorvenheid (Le 11–15, 18). Deze wetten strekten hun echter vooral in geestelijk opzicht tot voordeel, want daardoor konden zij de heilige en rechtvaardige wegen van Jehovah leren kennen en werden zij geholpen zich naar zijn wegen te schikken (11:44). Aangezien de in dit deel van de bijbel opgetekende voorschriften een onderdeel van de Wet waren, dienden ze bovendien als leermeester die gelovige mensen tot Jezus Christus leidde, de door God aangestelde grote Hogepriester en degene die afgeschaduwd werd door de talloze offers die overeenkomstig de Wet werden gebracht. — Ga 3:19, 24; Heb 7:26-28; 9:11-14; 10:1-10.
Het boek Leviticus is voor allen die Jehovah thans op aanvaardbare wijze willen dienen, nog Heb 7:11, 12, 19; 8:13; 10:1), wordt hun door de in Leviticus uiteengezette voorschriften inzicht verschaft in Gods zienswijze omtrent veel aangelegenheden. Het boek is derhalve niet slechts een verhandeling van droge, onpraktische details, maar een bron van interessante inlichtingen. Door te weten te komen hoe God over diverse aangelegenheden denkt, waarvan sommige niet specifiek in de christelijke Griekse Geschriften worden behandeld, kan een christen geholpen worden te mijden wat God mishaagt en te doen wat hem behaagt.
steeds van grote waarde. Het is beslist geloofversterkend de vervulling van de verschillende bijzonderheden die verband houden met Jezus Christus, het loskoopoffer en de christelijke gemeente te bestuderen. Hoewel christenen niet meer onder het Wetsverbond staan ([Kader op blz. 191]
HOOFDPUNTEN UIT LEVITICUS
Gods wetten, vooral betreffende de priesterdienst in Israël, die tot nut van de natie in haar geheel laten uitkomen dat zondigen ernstig is en dat men heilig moet zijn omdat Jehovah heilig is
Geschreven door Mozes in 1512 v.G.T., toen Israël bij de berg Sinaï gelegerd was
De Aäronitische priesterschap wordt geïnstalleerd en begint te functioneren
Mozes verricht de zevendaagse installatieceremonie (8:1-36)
Op de achtste dag begint de priesterschap te functioneren; Jehovah maakt zijn goedkeuring kenbaar door zijn heerlijkheid tentoon te spreiden en het offer op het altaar te verteren (9:1-24)
Jehovah doodt Nadab en Abihu wegens het offeren van onwettig vuur; daarna wordt het gebruik van alcoholische dranken tijdens de dienst in het heiligdom verboden (10:1-11)
Vereisten voor degenen die als priesters zullen dienen; voorschriften over het eten van heilige dingen (21:1–22:16)
Het gebruik van offers om Gods gunst te behouden
Wetten die voorschrijven welke dieren als brandoffer aanvaardbaar zijn en hoe ze voor de aanbieding bereid moeten worden (1:1-17; 6:8-13; 7:8)
Voorschriften inzake de verschillende graanoffers alsook hoe ze aan Jehovah aangeboden moeten worden (2:1-16; 6:14-18; 7:9, 10)
De procedure voor het brengen van gemeenschapsoffers; het eten van bloed en van vet wordt verboden (3:1-17; 7:11-36)
Wat voor dieren er als zondeoffer gebracht moeten worden ingeval een priester, de vergadering van Israël, een overste of iemand uit het volk heeft gezondigd; de procedure voor het brengen van dit offer wordt uiteengezet (4:1-35; 6:24-30)
Wetten voor gevallen waarin een schuldoffer wordt vereist (5:1–6:7; 7:1-7)
Aanwijzingen betreffende de offergave die gebracht moet worden op de dag dat de priester wordt gezalfd (6:19-23)
Alle offergaven moeten gaaf zijn; gebreken die een dier als offer ongeschikt maken (22:17-33)
De verzoendagprocedure wordt uiteengezet, waarbij het offeren van een stier en twee bokken betrokken is — de ene bok voor Jehovah en de andere voor Azazel (16:2-34)
Uitvoerige voorschriften ter bescherming tegen onreinheid en ter bewaring van heiligheid
Bepaalde dieren gelden als rein en mogen gegeten worden, andere gelden als onrein en zijn verboden; het aanraken van dode lichamen maakt onrein (11:1-47)
Een vrouw moet na de geboorte van een kind van haar onreinheid gereinigd worden (12:1-8)
Uitvoerige procedures voor de behandeling van melaatsheid (13:1–14:57)
Vloeiingen uit geslachtsorganen maken onrein en vereisen reiniging (15:1-33)
Heiligheid moet bewaard worden doordat men de heiligheid van bloed respecteert en incest, homoseksualiteit, bestialiteit, laster, spiritisme en andere verfoeilijke praktijken mijdt (17:1–20:27)
Sabbatten en periodieke feesten voor Jehovah
Sabbatdagen en -jaren, alsook voorschriften en beginselen betreffende het jubeljaar (23:1-3; 25:1-55)
Uitvoerige richtlijnen omtrent de viering van het jaarlijkse feest der ongezuurde broden (na het Pascha) en het wekenfeest (later Pinksteren genoemd) (23:4-21)
De procedure voor het vieren van de Verzoendag en het Loofhuttenfeest (23:26-44)
Zegeningen voor gehoorzaamheid, vervloekingen voor ongehoorzaamheid
Zegeningen voor gehoorzaamheid zullen overvloedige oogsten, vrede en zekerheid omvatten (26:3-13)
Vervloekingen wegens ongehoorzaamheid zullen ziekte, nederlagen voor vijanden, hongersnood, vernietiging van steden, verwoesting van land en ballingschap omvatten (26:14-45)