Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Lied

Lied

Een op muziek gezette tekst; een dichterlijke compositie. (Zie MUZIEK.) Ongeveer een tiende van de hele bijbel bestaat uit liederen. De voornaamste voorbeelden daarvan zijn de Psalmen, het Hooglied en de Klaagliederen. Hoewel de Schrift ook melding maakt van profane liederen — liederen die verachting uitdrukken of erop gericht zijn anderen te verleiden — hebben de meeste van de ongeveer 300 gevallen waarin liederen ter sprake komen, betrekking op de aanbidding van Jehovah God. Meestal wordt zingen in verband gebracht met vreugde, zoals toen de discipel Jakobus schreef: „Is iemand welgemoed? Laat hij psalmen [lofliederen voor God] zingen” (Jak 5:13). Liederen waarin uiting wordt gegeven aan droefheid, zouden beter klaagliederen genoemd kunnen worden. — Am 8:10; zie KLAAGLIED.

Het eerste in de bijbel opgetekende lied is het lied dat Mozes en de mannen van Israël na de bevrijding uit de Rode Zee zongen en dat door Mirjam en de vrouwen met tegenzang werd beantwoord (Ex 15:1-21). Andere liederen zijn onder meer Mozes’ afscheidslied, het overwinningslied van Debora en Barak en Davids klaaglied over de dood van Saul en Davids geliefde vriend Jonathan (De 31:30; 32:1-43; Re 5:1-31; 2Sa 1:17-27). Bovendien componeerde David minstens 73 psalmen. De bijbel spreekt ook over „het lied voor Jehovah”, dat genoemd wordt in verband met Hizkia’s herstel van de zuivere aanbidding, en het ’lied van Mozes en van het Lam’. — 2Kr 29:27; Opb 15:3, 4.

De uitdrukking „een nieuw lied” komt niet alleen in de Psalmen voor, maar ook in de geschriften van Jesaja en de apostel Johannes (Ps 33:3; 40:3; 96:1; 98:1; 144:9; 149:1; Jes 42:10; Opb 5:9; 14:3). Onderzoekt men deze uitdrukking in de context, dan blijkt het ’nieuwe lied’ in de meeste gevallen gezongen te worden wegens een nieuwe ontwikkeling in de uitoefening van Jehovah’s universele soevereiniteit. In Psalm 96:10 werd dan ook vreugdevol uitgeroepen: „Jehovah zelf is koning geworden.” De nieuwe ontwikkelingen in verband met het feit dat Jehovah zijn koningschap uitbreidt, alsook de betekenis ervan voor de hemel en de aarde, schijnen het thema van dit ’nieuwe lied’ te zijn. — Ps 96:11-13; 98:9; Jes 42:10, 13.