Mahalalel
(Maha̱lalel) [misschien: Lof van God].
1. Een nakomeling van Seth via Enos en Kenan; derhalve een achterkleinzoon van Seth. Mahalalel leefde 895 jaar (Ge 5:6-17; 1Kr 1:1, 2). In het door Lukas opgetekende geslachtsregister van Jezus wordt hij Mahalaleël genoemd. — Lu 3:37, 38.
2. Een nakomeling van Juda via Perez en de voorvader van Athaja; laatstgenoemde woonde na de terugkeer uit de Babylonische ballingschap in Jeruzalem. — Ne 11:4.