Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Maher-Schalal-Chaz-Baz

Maher-Schalal-Chaz-Baz

(Ma̱her-Scha̱lal-Chaz-Baz) [Haast u, o buit! Hij heeft zich naar het roofgoed (de roof) gehaast; of: Haastig tot de buit, heeft hij zich naar het roofgoed (de roof) gehaast].

De naam die op aanwijzing van Jehovah aan Jesaja’s tweede zoon werd gegeven.

Jehovah gebood Jesaja deze profetische woorden op een grote schrijftafel te schrijven en door betrouwbare getuigen te laten bevestigen. Later gaf hij de profeet de opdracht om zijn pasgeboren zoon zo te noemen en verklaarde dat nog voordat het kind „Mijn vader!” en „Mijn moeder!” zou kunnen zeggen, de koning van Assyrië Juda’s vijanden — Damaskus en Samaria — zou onderwerpen (Jes 8:1-4). De profetische betekenis van deze aan Jesaja’s tweede zoon gegeven naam ging binnen de daarvoor aangegeven tijdsperiode in vervulling. Tijdens de regering van koning Pekah van Israël viel de Assyrische monarch Tiglath-Pileser III Israël binnen, veroverde vele steden, plunderde het land en voerde talloze bewoners in gevangenschap. Daarna werd Pekah vermoord (2Kon 15:29, 30). De koning van Assyrië nam ook de Syrische hoofdstad Damaskus in, voerde de bevolking ervan in ballingschap en bracht de Syrische koning Rezin ter dood (2Kon 16:9). Zo vonden deze beide koningen, die tegen Juda hadden samengezworen, hun einde. Later, in 740 v.G.T., namen de Assyriërs Samaria in en voerden de afvallige Israëlieten uit die stad en uit het overige gebied van het noordelijke koninkrijk Israël met zich mee (2Kon 17:1-6). Aldus bleek deze door Jesaja’s vrouw (die hij „de profetes” noemde) ter wereld gebrachte jongen een van Jehovah afkomstig waarachtig en betrouwbaar ’teken en wonder’ in Israël te zijn. — Jes 8:3, 18.