Malkisua
(Malkisu̱a) [Mijn koning (hoort mijn) roep om hulp].
Een van de zonen van koning Saul (1Sa 14:49; 1Kr 8:33; 9:39). Hij werd in een veldslag op de berg Gilboa door de Filistijnen neergeslagen (1Sa 31:2; 1Kr 10:2); zijn lijk werd (samen met de lijken van zijn broers Jonathan en Abinadab en van zijn vader Saul) door de Filistijnen aan de muur van Beth-San gehecht. Dappere mannen van Israël haalden de lichamen echter terug, verbrandden ze in Jabes en begroeven hun gebeente daar. — 1Sa 31:8-13.