(Ma̱tthat) [waarschijnlijk een verkorte vorm van het Hebr. Mattithjah, wat „Geschenk van Jehovah” betekent].

1. Een verre voorvader van Jezus Christus via Maria. Hij wordt de „zoon van Levi” genoemd en behoorde volgens het geslachtsregister tot de personen die in de tijdsperiode tussen Zerubbabel en David leefden. — Lu 3:29.

2. Een nauwer aan Jezus verwante voorvader via Maria. Haar vader Eli wordt aangeduid als de „zoon” van deze Matthat, die waarschijnlijk Maria’s grootvader was. — Lu 3:23, 24.