Mene
(Me̱ne).
Het eerste woord van een cryptische boodschap die in de nacht van 5 oktober 539 v.G.T. (Gregoriaanse kalender) op miraculeuze wijze op de gepleisterde wand van koning Belsazars feestzaal in Babylon geschreven werd, vlak voordat die stad in handen van de Meden en Perzen viel. Volgens de woorden van Daniël, die van Jehovah het vermogen ontving om de inscriptie te lezen en de uitlegging ervan te geven, luidde het schrift: „MENE, MENE, TEKEL en PARSIN” (Da 5:25). De inscriptie bestond kennelijk uitsluitend uit medeklinkers en moest eerst op correcte wijze van klinkers worden voorzien en ook juist geïnterpreteerd worden. De woorden zelf betekenen letterlijk: „Een mine, een mine, een sikkel en halve sikkelen.”
Toen Daniël de nauwkeurige uitlegging gaf, zei hij eerst: „Dit is de uitlegging van het woord: MENE, God heeft de dagen van uw koninkrijk geteld en er een eind aan gemaakt” (Da 5:26). Alleen al dit gedeelte van de boodschap had de kwestie duidelijk moeten maken voor koning Belsazar. Jehovah had de machtige Nebukadnezar, die meer macht bezeten had dan Belsazar, onttroond. Hij zou er dus beslist toe in staat zijn het aantal dagen van het koningschap van Belsazar en van zijn vader Nabonidus, wiens mederegent hij was, te verkorten. Jehovah kon de dynastie ten einde brengen. Het woord „MENE” verscheen tweemaal in de inscriptie, misschien omdat de boodschap gold voor beide heersers die destijds in het koninkrijk Babylon aan de macht waren, namelijk Nabonidus en Belsazar. In zijn uitlegging gebruikte Daniël het woord „MENE” echter slechts eenmaal, mogelijk omdat alleen Belsazar bij deze gelegenheid aanwezig was.
De bijbel onthult niet waarom geen van de wijze mannen van Babylon het schrift kon lezen (Da 5:8). Misschien was dit toe te schrijven aan de cryptische aard van de boodschap, of het kan zijn dat het schrift zelf verschenen was in lettertekens of een taal die zij niet kenden.