Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Micha, Het boek

Micha, Het boek

Een profetisch boek van de Hebreeuwse Geschriften dat het tot Micha gekomen woord van Jehovah betreffende Samaria en Jeruzalem bevat. (Zie MICHA nr. 8.) Het bestaat uit drie gedeelten, die elk met het woord „Hoort” beginnen. — Mi 1:2; 3:1; 6:1.

Micha moet zijn profetische woorden over de woestlegging van Samaria vóór de verwoesting van die stad in 740 v.G.T. hebben uitgesproken, en kennelijk werden zijn uitspraken vóór het einde van Hizkia’s regering opgetekend.

In de tijd van Micha heersten er onder het volk van Israël en Juda in moreel opzicht betreurenswaardige toestanden. Het volk, vooral de armen, werd door de leiders onderdrukt. Rechters, priesters en profeten waren op geld uit. Afgoderij, bedrog, onderdrukking, ongerechtigheid en bloedvergieten vierden hoogtij. Het was zelfs gevaarlijk intieme vrienden en gezinsleden te vertrouwen. — Mi 1:7; 2:1, 2; 3:1-3, 9-12; 6:12; 7:2-6.

In het boek Micha worden de overtredingen van Israël en Juda openlijk en eerlijk beschreven. Hoewel daarin wordt voorzegd dat Samaria en Jeruzalem wegens hun overtredingen verwoest zullen worden (Mi 1:5-9; 3:9-12), bevat het ook beloften over het herstel en over goddelijke zegeningen die daarna zouden volgen. — 4:1-8; 5:7-9; 7:15-17.

De authenticiteit van dit boek is goed gestaafd. Het stemt overeen met de rest van de Schrift, want Jehovah wordt erin afgebeeld als een barmhartige en liefdevolle God, die dwaling vergeeft en aan de overtreding voorbijgaat (Mi 7:18-20; vgl. Ex 34:6, 7; Ps 86:5). Van oudsher hebben de joden dit boek als authentiek aanvaard. Ongeveer een eeuw na Micha’s tijd werden de woorden die hij tijdens Hizkia’s regering over de verwoesting van Jeruzalem had gesproken, door bepaalde oudere mannen van Juda geciteerd toen zij een argument ter verdediging van de profeet Jeremia aanvoerden (Jer 26:17-19; vgl. Mi 3:12). Eeuwen later zeiden de joodse overpriesters en schriftgeleerden op grond van Micha’s profetie vol overtuiging dat de Christus in Bethlehem geboren zou worden (Mt 2:3-6; vgl. Mi 5:2). De vervulling van de profetieën betreffende Samaria, Jeruzalem en de Messias, of Christus, bestempelen dit boek als door God geïnspireerd. Het is ook opmerkenswaard dat Jezus’ woorden waarin hij zegt dat iemands vijanden zijn eigen huisgenoten zouden zijn, overeenstemmen met Micha 7:6. — Mt 10:21, 35, 36.

[Kader op blz. 314]

HOOFDPUNTEN UIT MICHA

Een openhartige uiteenzetting van de overtredingen van Israël en van Juda, een voorzegging van de verwoesting van Samaria en Jeruzalem, en beloften van herstel

Het boek behandelt een periode voor en mogelijk ook na de verwoesting van Samaria in 740 v.G.T.

De overtredingen van Israël en Juda worden tegenover Jehovah’s rechtvaardige vereisten gesteld

Onderdrukkers smeden op hun bed plannen om zich meester te maken van huizen en velden; bij het aanbreken van de dag brengen zij hun plannen ten uitvoer (2:1, 2)

Argeloze voorbijgangers worden beroofd; vrouwen en kinderen worden slecht behandeld (2:8, 9)

Zij die verantwoordelijk zijn voor de handhaving van het recht, buiten de mensen uit alsof het dieren zijn (3:1-3)

Valse profeten roepen uit „Vrede!” — maar zij heiligen de oorlog tegen iemand die hun ’niet iets in de mond stopt’ (3:5)

Rechters, priesters en profeten zijn louter op gewin uit; toch maken zij er aanspraak op Jehovah’s steun te genieten (3:9-11)

De loyalen zijn zo goed als verdwenen; vorsten en rechters zijn op steekpenningen uit, en zelfs gezinsleden zijn niet te vertrouwen (7:1-6)

Jehovah bevrijdde zijn volk uit Egypte en leidde en beschermde hen; hun opstandigheid kan niet verzoend worden, ook al worden er nog zoveel slachtoffers gebracht (6:3-7)

Hij verlangt dat zijn volk gerechtigheid oefent, goedheid liefheeft en bescheiden met hem wandelt (6:8)

Jehovah’s oordelen tegen Israël; ook Juda zal erdoor getroffen worden

Door Jehovah’s oordeel zal Samaria tot een puinhoop worden gemaakt; het onheil zal zelfs Juda en Jeruzalem bereiken (1:3-16)

Rampspoed zal over Israël komen; zijn velden worden aan anderen uitgedeeld (2:3-5)

Jehovah zal zijn volk slaan; zij zullen eten maar niet verzadigd worden, zij zullen zaaien, maar geen vrucht oogsten (6:13-16)

Een overblijfsel zal weer bijeengebracht worden en de ware aanbidding zal verhoogd worden

Het overblijfsel van Israël zal bijeengebracht worden „als schapen in de kooi”, en hun koning zal vóór hen uitgaan, met Jehovah aan hun spits (2:12, 13)

In het laatst der dagen zal de berg van het huis van Jehovah verheven worden boven de heuvels, en mensen uit vele natiën zullen daarheen stromen; zij zullen door Jehovah onderwezen worden en de oorlog niet meer leren (4:1-4)

Het herstelde volk zal in de naam van Jehovah wandelen; Sion zal sterk worden tegenover zijn vijanden (4:5-13)

In Bethlehem zal een heerser worden geboren die in Jehovah’s naam als herder zal optreden; onder zijn heerschappij zal de Assyriër teruggedreven worden; het overblijfsel van Jakob zal als verfrissende dauw en als een sterke leeuw zijn (5:2-9)

Jehovah zal zijn volk reinigen van afgoderij en aan ongehoorzame natiën wraak voltrekken (5:10-15)

Vertrouw op Jehovah; de „vijandin” zal zich niet meer kunnen verheugen, aangezien Jehovah’s berouwvolle volk zijn aandacht ontvangt en wonderbare dingen ervaart, zodat de natiën die dit zien van vrees vervuld worden; Jehovah zal de zonden van zijn volk vergeven (7:7-20)