Mine
(mi̱ne).
Zowel een gewichts- als een geldeenheid (1Kon 10:17; Ezr 2:69; Ne 7:71). Volgens de Hebreeuwse tekst van Ezechiël 45:12 komt één mine (mane) overeen met 60 sikkelen. In de Griekse Septuaginta wordt aan de mine in deze schriftplaats echter een waarde van 50 sikkelen toegekend. (Zie GNB.) Wanneer er in de bijbel over een groot aantal sikkelen wordt gesproken, is het aantal vaak door 50 deelbaar; dit zou erop kunnen duiden dat in vroeger tijden de waarde van een mine met 50 sikkelen overeenkwam. — Ge 23:15; Ex 30:24; 38:29; Nu 31:52; 1Sa 17:5.
Er is archeologisch bewijsmateriaal voor een mine van 50 sikkelen. In Tell Beit Mirsim heeft men een ongemerkte weegsteen van ongeveer 4565 g gevonden. Wanneer dit gewicht door 8 minen à 50 sikkelen wordt gedeeld, zou dat een sikkel van 11,4 g opleveren. Deze waarde komt in essentie overeen met de gemiddelde waarde van zo’n 45 gemerkte sikkelgewichten die in Palestina zijn gevonden. In deze publikatie wordt de mine van de Hebreeuwse Geschriften derhalve op 50 sikkelen gesteld of 1/60 van een talent, dat wil zeggen 570 g. Naar de huidige koers zou de zilveren mine dan met $110,10 overeenkomen en de gouden mine met $6422,50.
Een andere mogelijkheid is dat net zoals er twee ellen waren, er ook twee minen waren, waarvan de ene misschien de koninklijke mine was (vgl. 2Sa 14:26) en de andere de gewone mine. — Vgl. Ez 40:5.
De waarde van de mine (mna) in de christelijke Griekse Geschriften (Lu 19:13-25) bedroeg volgens de opgave van oude Griekse schrijvers 100 drachmen. De drachme was bijna een denarius waard. De mine vertegenwoordigde dus een aanzienlijke som. De huidige waarde zou $65,40 bedragen; in de 1ste eeuw G.T. kwam dit overeen met ongeveer een kwart van het loon dat een landarbeider in een jaar verdiende.