Moadja
(Moa̱dja) [misschien: Bestemde tijd (periodiek feest; bijeenkomst) van Jah].
Een priesterlijk vaderlijk huis waarvan in de dagen van Jojakim Piltai het hoofd was (Ne 12:12, 17). Er is wel geopperd dat „Moadja” een andere schrijfwijze is voor „Maädja” en dat Moadja dezelfde persoon is als de priester Maädja, die na de Babylonische ballingschap met Zerubbabel meetrok naar Jeruzalem. — Ne 12:1, 5.