Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Moria

Moria

(Mori̱a).

De naam van de rotsachtige heuvel waarop Salomo een luisterrijke tempel voor Jehovah bouwde. Zijn vader David had dit stuk grond voorheen van de Jebusiet Arauna (Ornan) gekocht om daar een altaar op te richten, aangezien God aan David te kennen had gegeven dat hij op deze wijze de gesel kon stuiten die door zijn zonde — de volkstelling — was veroorzaakt. — 2Sa 24:16-25; 1Kr 21:15-28; 2Kr 3:1; zie ARAUNA.

De oude joodse overlevering brengt de plaats waar de tempel gebouwd werd in verband met de berg in „het land Moria”, waar Abraham op Gods bevel Isaäk poogde te offeren (Ge 22:2; zie De joodse oudheden, VII, xiii, 4). „Het land Moria” moet dus het bergland rondom Jeruzalem zijn geweest. Vanuit de omgeving van Berseba reisde Abraham naar „het land Moria”, en op de derde dag zag hij uit de verte de plaats die God had aangewezen. — Ge 21:33, 34; 22:4, 19.

Sommigen hebben er bezwaar tegen gemaakt de berg Moria met de Tempelberg in Jeruzalem te identificeren omdat deze plaats zo ver van Berseba verwijderd is en niet „uit de verte” gezien kan worden. Maar Abraham moest een reis „naar het land Moria” maken. Op de eerste dag stond Abraham vroeg op, zadelde zijn ezel, kloofde het hout, laadde het op het dier en begaf zich vervolgens op reis (Ge 22:2, 3). „Op de derde dag sloeg Abraham zijn ogen op en toen zag hij uit de verte de plaats [het land Moria].” De tweede dag was dus de enige volle reisdag. Met betrekking tot het feit dat de berg Moria uit de verte te zien is en de reisafstand merkt The Illustrated Bible Dictionary op: „De afstand van Z-Filistea naar Jeruzalem is ca. 80 km, wat misschien wel een reis van 3 dagen kostte, en in Genesis is de plaats in kwestie niet een ’berg Moria’ maar een van de verscheidene bergen in een land van die naam, en de heuvels waarop Jeruzalem ligt zijn uit de verte zichtbaar. Er is derhalve geen noodzaak eraan te twijfelen dat Abraham zijn offer bracht op de plaats van het latere Jeruzalem, zo niet op de Tempelberg” (onder redactie van J. D. Douglas, 1980, Deel 2, blz. 1025). Het is dus denkbaar dat de reis te voet van zo’n 80 km van Berseba naar de berg Moria meer dan twee volle dagen in beslag heeft genomen.

De berg Moria lag kennelijk ver genoeg van het Salem uit Abrahams tijd vandaan dat de poging om Isaäk te offeren niet in het volle gezicht van de inwoners van de stad plaatsvond. Er wordt niets over bericht dat zij ooggetuigen van de gebeurtenis waren of gepoogd hebben in te grijpen. Dat de plaats eeuwen later enigszins geïsoleerd lag, kan worden afgeleid uit het feit dat er in Davids tijd een dorsvloer op de berg Moria was. Er wordt echter geen melding gemaakt van gebouwen op die plaats. — 2Kr 3:1.

Thans bevindt zich het islamitische heiligdom dat bekendstaat als de Koepel van de Rots op de berg Moria. — Zie JERUZALEM (Latere periodes).