Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Nazareth

Nazareth

(Na̱zareth) [waarschijnlijk: Spruit-stad].

Een stad in Beneden-Galilea waar Jezus het grootste deel van zijn aardse leven samen met zijn halfbroers en halfzusters heeft doorgebracht (Lu 2:51, 52; Mt 13:54-56). Zowel Jozef als Maria woonden in Nazareth toen Gabriël de ophanden zijnde geboorte van Jezus aankondigde (Lu 1:26, 27; 2:4, 39). Later, na hun terugkeer uit Egypte, gingen zij opnieuw in Nazareth wonen. — Mt 2:19-23; Lu 2:39.

Ligging. De meeste geleerden identificeren Nazareth met En-Nasira (Nazerat) in Galilea (AFB.: Deel 2, blz. 539). Indien deze zienswijze juist is, lag Nazareth in het lage bergland ten N van de Vlakte van Jizreël en ongeveer halverwege tussen de Z-punt van de Zee van Galilea en de Middellandse-Zeekust. Het lag in een dalkom, omgeven door heuvels die er zo’n 120-150 m bovenuit rezen. Het gebied was tamelijk dichtbevolkt, want er lagen in de omgeving van Nazareth een aantal steden en dorpen. Ook kon men vanuit Nazareth de afstand naar Ptolemaïs aan de Middellandse-Zeekust in naar schatting zeven uur te voet afleggen, en naar Tiberias aan de Zee van Galilea in vijf uur, terwijl de reis naar Jeruzalem drie dagen in beslag nam.

Bij één gelegenheid trachtten inwoners van Nazareth Jezus vanaf „de vooruitspringende rand van de berg waarop hun stad was gebouwd”, naar beneden te werpen (Lu 4:29). Dit wil niet zeggen dat Nazareth zelf op de uiterste rand van een berg lag, maar dat de stad op een berg lag die een vooruitspringende rand had waar zij Jezus vanaf wilden werpen. Sommigen hebben deze plek met een ongeveer 12 m hoge steile rotswand ten ZW van de stad geïdentificeerd.

Belangrijkheid van Nazareth. Het is moeilijk met zekerheid te zeggen hoe belangrijk Nazareth in de 1ste eeuw was. De meeste commentators zijn van mening dat Nazareth destijds een tamelijk afgelegen, onbetekenend dorp was. Zij baseren deze zienswijze voornamelijk op wat Nathanaël zei toen hij hoorde dat Jezus daar vandaan kwam, namelijk: „Kan uit Nazareth iets goeds komen?” (Jo 1:46) Velen maken hieruit op dat dit betekende dat er, zelfs door mensen uit Galilea, op Nazareth werd neergekeken (Jo 21:2). Nazareth lag in de buurt van belangrijke handelsroutes die door dat gebied liepen, maar lag niet rechtstreeks aan een van die routes. Josephus maakt geen gewag van Nazareth, hoewel hij het nabijgelegen Jafia het grootste versterkte dorp van heel Galilea noemde, wat tot de gedachte heeft geleid dat Nazareth door deze buurstad was overschaduwd.

Het kan echter ook zijn dat Nathanaël eenvoudig uiting gaf aan zijn verbazing dat Filippus een man uit de naburige stad Nazareth in Galilea voor de beloofde Messias hield, want de Schrift had voorzegd dat deze uit Bethlehem in Juda zou komen (Mi 5:2). Josephus vermeldt niet veel nederzettingen in Galilea, dus dat hij Nazareth niet noemt, hoeft niet bijzonder veelbetekenend te zijn. Het is opmerkenswaard dat de bijbel Nazareth geen dorp, maar altijd een „stad” noemt (Lu 1:26; 2:4, 39). Bovendien was het naburige Sepphoris een belangrijke, versterkte stad, waar een districtsgerechtshof van het Sanhedrin gevestigd was. Doch ongeacht hoe groot of hoe belangrijk Nazareth ook geweest mag zijn, de stad lag in de buurt van belangrijke handelsroutes en grote steden, zodat de inwoners van de stad goed op de hoogte konden zijn met wat er zich in die tijd op maatschappelijk, religieus en politiek gebied afspeelde. — Vgl. Lu 4:23.

Houding van de bevolking. Terwijl Jezus opgroeide, bleef hij toenemen „in gunst bij God en de mensen” (Lu 2:52). De inwoners van Nazareth kenden zowel hem als zijn halfbroers en halfzusters. Ook had hij de „gewoonte” om elke week de plaatselijke synagoge te bezoeken (Mt 13:55, 56; Lu 4:16). Toen Jezus ongeveer dertig jaar was, trok hij uit Nazareth weg en werd door Johannes gedoopt (Mr 1:9; Lu 3:23). Enkele maanden later, kort voor het begin van zijn bediening in Galilea, keerde Jezus naar Nazareth terug en las in de synagoge Jesaja 61:1, 2 voor en paste dit schriftgedeelte op zichzelf toe. Aangezien het de mensen echter aan geloof ontbrak, trachtten zij hem te doden, „maar hij ging midden tussen hen door en vervolgde zijn weg”, waarna hij in Kapernaüm ging wonen. — Lu 4:16-30; Mt 4:13.

Ruim een jaar later bezocht Christus Nazareth opnieuw (Mt 13:54-58; Mr 6:1-6). Hoewel sommigen denken dat hier sprake is van hetzelfde voorval als in Lukas 4:16-30, blijkt uit de volgorde van de in Mattheüs, Markus en Lukas beschreven gebeurtenissen en uit het feit dat Jezus’ activiteiten en de resultaten ervan enigszins anders waren, het tegendeel. Het kan zijn dat hij tegen die tijd grotere bekendheid had verworven, zodat hij wat gastvrijer werd ontvangen. Hoewel velen aanstoot aan hem namen omdat hij uit hun eigen plaats afkomstig was, wordt er geen melding van gemaakt dat de mensen hem deze keer trachtten te doden. Hij verrichtte enkele krachtige werken, maar wegens hun ongeloof niet vele (Mt 13:57, 58). Daarna vertrok Jezus en begon aan zijn derde rondreis door Galilea. — Mr 6:6.