Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Nearja

Nearja

(Nea̱rja) [Jongen (jonge man) van Jah].

1. Een Simeoniet en een zoon van Jiseï. Nearja en zijn drie broers voerden een strijdmacht van 500 man aan die de Amalekieten bij het gebergte Seïr versloegen en er daarna bleven wonen. — 1Kr 4:42, 43.

2. Zoon van Semaja en vader van Eljoënai, Hizkia en Azrikam. Een nakomeling van David. — 1Kr 3:1, 22, 23.