Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Nieuwe Jeruzalem, Het

Nieuwe Jeruzalem, Het

Een uitdrukking die tweemaal in de bijbel voorkomt en alleen in het bij uitstek symbolische boek Openbaring (Opb 3:12; 21:2). Tegen het einde van die reeks visioenen zegt de apostel Johannes, nadat hij de vernietiging van Babylon de Grote heeft gezien: „Ik zag ook de heilige stad, het Nieuwe Jeruzalem, van God uit de hemel neerdalen, toebereid als een bruid die zich voor haar man versierd heeft.” — Opb 21:2.

De bruid van het Lam. In het licht van andere schriftplaatsen kan de identiteit van het Nieuwe Jeruzalem worden vastgesteld. Ze is „als een bruid”. Verderop schrijft Johannes: „Eén van de zeven engelen . . . sprak met mij en zei: ’Kom hier, ik zal u de bruid, de vrouw van het Lam, tonen.’ Hij dan voerde mij in de kracht van de geest weg naar een grote en hoge berg, en hij toonde mij de heilige stad Jeruzalem, die van God uit de hemel neerdaalde en de heerlijkheid van God had. Haar glans was gelijk een zeer kostbare steen, als een kristalhelder schijnende jaspissteen.” — Opb 21:9-11.

Wiens bruid is het Nieuwe Jeruzalem? Ze is de bruid van het Lam Gods, Jezus Christus, die zijn bloed als offer voor de mensheid heeft vergoten (Jo 1:29; Opb 5:6, 12; 7:14; 12:11; 21:14). Wie is de bruid? Ze bestaat uit de leden van de verheerlijkte christelijke gemeente. De gemeente op aarde werd vergeleken met „een eerbare maagd” die aan de Christus aangeboden moest worden (2Kor 11:2). De apostel Paulus vergelijkt de christelijke gemeente ook met een echtgenote, wier Echtgenoot en Hoofd Christus is. — Ef 5:23-25, 32.

Bovendien richt Christus zich in Openbaring 3:12 persoonlijk tot de gemeente en belooft de getrouwe overwinnaar: „Ik zal op hem schrijven de naam van mijn God en de naam van de stad van mijn God, het nieuwe Jeruzalem, dat van mijn God uit de hemel neerdaalt, en de nieuwe naam die ik draag.” Een echtgenote neemt de naam van haar echtgenoot aan. Daarom hebben de 144.000, die met het Lam op de berg Sion staan en de naam van het Lam alsook die van zijn Vader op hun voorhoofd geschreven dragen, klaarblijkelijk betrekking op dezelfde groep, de bruid. — Opb 14:1.

Waarom kan „het Nieuwe Jeruzalem” geen stad in het Midden-Oosten zijn?

Het Nieuwe Jeruzalem is hemels, niet aards, want het daalt „van God uit de hemel” neer (Opb 21:10). Dit is dus geen door mensen gestichte stad met letterlijke straten en huizen, gebouwd in het Midden-Oosten op de plaats van het oude Jeruzalem, dat in 70 G.T. werd verwoest. Zolang de leden van deze bruidklasse zich nog op aarde bevinden, wordt hun gezegd dat hun „burgerschap . . . in de hemelen [bestaat]” en dat zij de hoop mogen koesteren „een onverderfelijke en onbesmette en onverwelkelijke erfenis” te ontvangen. „Ze is in de hemelen weggelegd voor u”, zegt de apostel Petrus. — Fil 3:20; 1Pe 1:4.

In 537 v.G.T. schiep Jehovah „nieuwe hemelen en een nieuwe aarde” toen het joodse overblijfsel uit de Babylonische ballingschap naar Jeruzalem werd teruggebracht (Jes 65:17). Klaarblijkelijk vormde destijds het stadhouderschap van Zerubbabel (een nakomeling van David) die werd bijgestaan door de hogepriester Jozua, in de stad Jeruzalem, de „nieuwe hemelen” (Hag 1:1, 14; zie HEMEL [Nieuwe hemelen en een nieuwe aarde]). Het Nieuwe Jeruzalem vormt samen met Christus, die in deze symbolische stad op zijn troon zit, de „nieuwe hemelen” die over de „nieuwe aarde”, de mensenmaatschappij op aarde, regeren.

Dat het Nieuwe Jeruzalem inderdaad een hemelse stad is, wordt verder bevestigd door het visioen dat Johannes van haar had. Alleen een symbolische stad zou de afmetingen en de pracht van het Nieuwe Jeruzalem kunnen hebben. Het grondvlak ervan was vierkant, waarbij elke zijde ongeveer 555 km lang was, wat op een omtrek van ongeveer 2220 km, dat wil zeggen 12.000 stadiën, neerkwam. Aangezien de stad de vorm van een kubus had, waren haar hoogte, lengte en breedte gelijk. Geen door mensen gebouwde stad zou ooit zover in het „hemelruim” kunnen oprijzen. Ze was omgeven door een muur van 144 el (64 m) hoog. De muur zelf bestond uit jaspis en rustte op twaalf fundamentstenen, kostbare stenen van uitzonderlijke schoonheid: jaspis, saffier, chalcedon, smaragd, sardonyx, sardius, chrysoliet, beril, topaas, chrysopraas, hyacint en amethist. Op deze twaalf fundamentstenen stonden de namen van de twaalf apostelen van het Lam gegrift. De eigenlijke stad binnen deze prachtige muren was niet minder luisterrijk, want in de beschrijving wordt gezegd dat ze van „zuiver goud, gelijk helder glas” was en een brede straat van „zuiver goud, als doorzichtig glas” had. — Opb 21:12-21.

Een reine, zegenrijke regering. Men kon toegang tot het Nieuwe Jeruzalem verkrijgen via twaalf poorten die zich in de prachtige muren bevonden, drie in elke zijde, en elke poort was gemaakt van een reusachtige parel. Ofschoon deze poorten nooit werden gesloten, „[zal] alles wat niet heilig is en een ieder die iets walgelijks en de leugen beoefent, . . . er geenszins binnengaan, alleen zij die geschreven staan in de boekrol des levens van het Lam”. Inderdaad een heilige stad, waarin zich niettemin geen zichtbare tempel van aanbidding bevond, want „Jehovah God, de Almachtige, is haar tempel, evenals het Lam”. En ze had „noch de zon noch de maan nodig om haar te beschijnen, want de heerlijkheid van God verlichtte haar, en haar lamp was het Lam”. Haar regering over de natiën zal hun tot zegen zijn, want „de natiën zullen bij haar licht wandelen”. — Opb 21:22-27.