Nogah
(No̱gah) [van een grondwoord dat „glanzen” betekent].
Zoon van koning David, die hem te Jeruzalem geboren werd. — 1Kr 3:5-7; 14:3-6.
(No̱gah) [van een grondwoord dat „glanzen” betekent].
Zoon van koning David, die hem te Jeruzalem geboren werd. — 1Kr 3:5-7; 14:3-6.