(O̱bal).

De als achtste genoemde van Joktans dertien zonen, van wie elk een van de zeventig families van na de Vloed stichtte; een nakomeling van Sem. Waar de stam Obal zich precies heeft gevestigd, kan niet met zekerheid worden gezegd, maar in het Jemenitische  ZW-Arabië komen soortgelijke namen voor. — Ge 10:21, 25-30; 1Kr 1:20, 22.