Olijfberg
Een keten van koepelvormige kalksteenheuvels die ten O van Jeruzalem ligt — „een sabbatsreis daarvandaan” — en door het Kidrondal van de stad gescheiden is (Ez 11:23; Za 14:4; Han 1:12). Deze keten omvat drie hogere toppen. De Scopusberg, de hoogste en noordelijkste, is ongeveer 820 m hoog en dus hoger dan de gemiddelde hoogte van Jeruzalem. De zogenoemde Berg der Ergernis of Berg van het Verderf is de zuidelijkste van de toppen en heeft een hoogte van zo’n 740 m. De centraal gelegen top tegenover de Tempelberg is op zijn hoogste punt ongeveer 812 m hoog, en het is deze top die in de bijbel gewoonlijk de Olijfberg wordt genoemd. In de oudheid was deze heuvelrug met palmbomen, mirtebomen, oliehoudende bomen en vooral met olijfbomen begroeid (Ne 8:15). De Olijfberg dankte zijn naam aan de olijfbomen. Tijdens de belegering van Jeruzalem in 70 G.T. door de Romeinen werd al het hout op de Olijfberg echter gekapt. — De joodse oorlog, V, xii, 4.
Opmerkelijke gebeurtenissen uit de bijbelse geschiedenis worden met de Olijfberg in verband gebracht. Toen koning David voor zijn opstandige zoon Absalom vluchtte, besteeg hij barrevoets en wenend de Olijfberg (2Sa 15:14, 30, 32). Koning Salomo bouwde daar, „rechts [ten zuiden] van de Berg van het Verderf”, hoge plaatsen waar afgoderij werd beoefend, maar koning Josia maakte ze later ongeschikt voor aanbidding (1Kon 11:7; 2Kon 23:13, vtn.). In de 1ste eeuw G.T. kwam Jezus Christus vaak met zijn discipelen samen in de hof van Gethsemane, die op de Olijfberg of in de omgeving ervan lag (Mt 26:30, 36; Jo 18:1, 2). Wanneer Jezus en zijn discipelen in Jeruzalem waren, brachten zij de nacht gewoonlijk in Bethanië op de oostelijke helling van de Olijfberg door, ongetwijfeld in het huis van Martha, Maria en Lazarus (Mt 21:17; Mr 11:11; Lu 21:37; Jo 11:1). Blijkbaar begon Jezus, gezeten op een ezelsveulen, vanuit Bethfage — dat in de nabijheid van Bethanië lag — zijn zegepralende intocht over de Olijfberg naar Jeruzalem (Mt 21:1, 2; Mr 11:1; Lu 19:29). En op de Olijfberg legde hij zijn discipelen uit wat ’het teken van zijn tegenwoordigheid’ zou zijn (Mt 24:3; Mr 13:3). Ten slotte steeg Jezus na zijn opstanding vandaar naar de hemel op. — Han 1:9-12.