Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Onthoofding

Onthoofding

Een niet in de Mozaïsche wet voorgeschreven vorm van de doodstraf. Het was een executiemethode die bij de meeste volken werd toegepast. Wanneer in Israël iemand werd onthoofd, geschiedde dat gewoonlijk nadat de persoon was gedood, en het had in de regel ten doel in het openbaar de aandacht te vestigen op zijn dood en de daarmee verbonden schande, en het moest als waarschuwing dienen.

Farao ’hief het hoofd van zijn overste der bakkers omhoog’, kennelijk door hem te laten onthoofden (Ge 40:19). Nadat David Goliath met een steen uit zijn slinger had geveld, „bracht [hij] hem definitief ter dood” door hem ten aanschouwen van zowel het leger van Israël als dat van de Filistijnen te onthoofden. Dit veroorzaakte grote angst in het Filistijnse leger en leidde tot een zware nederlaag (1Sa 17:51, 52). Nadat Saul gestorven was, hieuwen de Filistijnen hem het hoofd af en hingen zijn dode lichaam en de dode lichamen van zijn zonen aan de stadsmuur van Beth-San (1Sa 31:9, 12). De goddeloze mannen Rechab en Baäna vermoordden Sauls zoon Isboseth en onthoofdden hem om zijn hoofd naar David te brengen, in de mening verkerend daardoor Davids gunst te winnen. Hiervoor liet David hen ter dood brengen (2Sa 4:5-12). Teneinde de stad Abel van Beth-Maächa te redden, volgden de inwoners de raad van een wijze vrouw op door Seba, de zoon van Bikri, het hoofd af te houwen en het Joab over de muur toe te werpen. Of Seba vóór zijn onthoofding werd gedood, wordt niet vermeld (2Sa 20:15, 21, 22). De oudsten en aanzienlijken van Samaria slachtten de zeventig zonen van Achab af en zonden hun hoofden in manden naar Jehu te Jizreël; daar werden ze in twee hopen bij de stadspoort tentoongesteld als bewijs voor de vervulling van het door Elia uitgesproken oordeel van Jehovah. — 2Kon 10:6-10; 1Kon 21:20-22.

De bijbel bericht dat Herodes Antipas op verzoek van de dochter van Herodias Johannes de Doper in de gevangenis liet onthoofden (Mt 14:8-11; Mr 6:24-28; Lu 9:9). Johannes zag in een visioen „de zielen van hen die met de bijl ter dood gebracht waren wegens het getuigenis dat zij hadden afgelegd omtrent Jezus en wegens het spreken over God”. — Opb 20:4; zie MISDAAD EN STRAF.