Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Openbaring

Openbaring

Het aldus vertaalde Griekse woord (a·po·ka·luʹpsis) duidt op „een onthulling” en wordt vaak gebruikt met betrekking tot openbaringen van geestelijke zaken of van Gods wil en voornemens (Lu 2:32; 1Kor 14:6, 26; 2Kor 12:1, 7; Ga 1:12; 2:2; Ef 1:17; Opb 1:1; Int). Zulke openbaringen worden mogelijk gemaakt door de werkzaamheid van Gods geest. Over de openbaring van „het heilige geheim” schreef de apostel Paulus: „In andere geslachten werd dit geheim niet aan de zonen der mensen bekendgemaakt zoals het nu door geest aan zijn heilige apostelen en profeten is geopenbaard, namelijk dat mensen uit de natiën medeërfgenamen zouden zijn en medeleden van het lichaam en met ons deelgenoten van de belofte in eendracht met Christus Jezus door middel van het goede nieuws.” — Ef 3:1-6; Ro 16:25.

In het boek Handelingen wordt nadrukkelijk bevestigd dat deze openbaring van het heilige geheim het resultaat was van de werkzaamheid van Gods geest. Op aanwijzing van de geest predikten Petrus, Paulus en Barnabas tot niet-joden. Gelovige niet-joden, „mensen uit de natiën”, ontvingen de heilige geest terwijl zij onbesneden waren, en werden aldus een volk voor Gods naam (Han 10:9-48; 13:2-4). De profeet Amos had dit onder inspiratie voorzegd, en in de 1ste eeuw G.T. werd tengevolge van de werkzaamheid van Gods geest de vervulling van zijn profetie duidelijk. — Han 15:7-20; vgl. Am 9:11, 12, LXX.

De bijbel spreekt ook over „de openbaring van Gods rechtvaardige oordeel” (Ro 2:5), „het openbaar worden van de zonen Gods” (Ro 8:19) en „de openbaring van Jezus Christus” en „van zijn heerlijkheid” (1Pe 1:13; 4:13). Een beschouwing van de context en verwante teksten helpt ons vast te stellen wanneer deze openbaarmakingen of openbaringen plaatsvinden. In elk van de gevallen is de openbaarmaking of openbaring een tijd waarin rechtvaardige personen bijzondere beloningen en zegeningen ontvangen en de goddelozen vernietigd worden.

Van de zonen Gods. In zijn brief aan de Romeinen identificeert de apostel Paulus Gods „zonen” als degenen die een geest van aanneming hebben ontvangen. Als medeërfgenamen met Christus zullen deze zonen Gods verheerlijkt worden (Ro 8:14-18). De Heer Jezus Christus zal hun vernederde lichaam veranderen om het gelijkvormig te maken aan zijn glorierijke lichaam (Fil 3:20, 21), en zij zullen met hem als koningen regeren (2Ti 2:12). „Het openbaar worden van de zonen Gods” wijst dus naar de tijd waarin het volkomen duidelijk zal worden dat zij werkelijk verheerlijkt zijn en met Christus Jezus regeren. De heerlijkheid die in hen geopenbaard zal worden, zal zo groots zijn dat al hun vroegere lijden op aarde daarbij vergeleken niets te betekenen heeft (Ro 8:18, 19). Deze openbaarmaking gaat met onvergelijkelijke zegeningen gepaard, want de apostel Paulus schrijft dat „ook de schepping zelf vrijgemaakt zal worden van de slavernij des verderfs en de glorierijke vrijheid van de kinderen Gods zal hebben”. — Ro 8:21.

Van Gods rechtvaardige oordeel. In Romeinen 2:5 wordt „de openbaring van Gods rechtvaardige oordeel” in verband gebracht met ’de dag van Gods gramschap’. Gods rechtvaardige oordeel wordt derhalve geopenbaard wanneer ’hij een ieder vergeldt naar zijn werken’: eeuwig leven aan hen die volharden in werk dat voortreffelijk is en vernietiging aan hen die gehoorzaam zijn aan onrechtvaardigheid. — Ro 2:6-8.

Van Jezus Christus. „De openbaring van Jezus Christus” en „van zijn heerlijkheid” is een tijd waarin zijn getrouwe volgelingen beloond worden en aan de goddelozen wraak voltrokken wordt. Hij wordt geopenbaard als een glorierijke Koning, die de macht heeft om te belonen en te straffen. De Schrift toont aan dat met de geest gezalfde christenen die getrouw lijden hebben verduurd, tijdens de openbaring van Christus’ heerlijkheid „verrukt” zullen zijn (1Pe 4:13). De beproefde hoedanigheid van hun geloof zal bij de openbaring van Jezus Christus een reden tot lof en heerlijkheid en eer bevonden worden, en deze christenen zal onverdiende goedheid ten deel vallen (1Pe 1:7, 13). Daarentegen zullen allen die God niet kennen en die het goede nieuws omtrent de Heer Jezus niet gehoorzamen, voor eeuwig vernietigd worden, hetgeen verlichting zal betekenen voor degenen die door hun toedoen verdrukking hebben geleden. — 2Th 1:6-10.