Paros
(Pa̱ros) [Vlo].
Stamvader van een familie in Israël. Van zijn nakomelingen keerden er in 537 v.G.T. 2172 met Zerubbabel naar Jeruzalem terug (Ezr 2:1-3; Ne 7:8). Toen Ezra in 468 v.G.T. met 150 „zonen van Paros” die onder leiding van Zacharia stonden, in Jeruzalem arriveerde, hadden sommige leden van deze familie die zich daar al bevonden, buitenlandse vrouwen genomen, die zij later wegzonden (Ezr 8:1, 3; 10:25, 44). Pedaja, ook uit deze familie, herstelde een gedeelte van de muur van Jeruzalem (Ne 3:25). Het hoofd van de familie van Paros bekrachtigde het later gesloten verbond waardoor men overeenkwam de Wet van Jehovah na te komen. — Ne 9:38; 10:1, 14.