Patara
(Pa̱tara).
Een havenstad in Lycië waar de apostel Paulus en zijn metgezellen waarschijnlijk in 56 G.T. op een andere boot overstapten die naar Fenicië voer (Han 21:1, 2). Thans wordt Patara geïdentificeerd met oude ruïnes in de omgeving van het dorp Gelemish aan de bergachtige ZW-kust van Klein-Azië, zo’n 10 km ten O van de monding van de Xanthos (Koca). De stad was een aanloophaven voor schepen uit Italië, Egypte, Syrië en andere landen en was de voornaamste haven voor steden die in het dal van de Xanthos lagen.
In Handelingen 21:1 voegen sommige oude handschriften na Patara de zinsnede „en Myra” toe. Als deze toevoeging juist is, dan is het schip waarop Paulus vanuit Milete voer Patara gepasseerd of daar de haven binnengelopen, terwijl de feitelijke overstap op een andere boot in Myra plaatsvond, niet in Patara.