Doorgaan naar inhoud

Doorgaan naar inhoudsopgave

Pelaja

Pelaja

(Pela̱ja) [Jah heeft wonderbaar gehandeld].

1. Een leviet die Ezra hielp bij het voorlezen en verklaren van de Wet aan de Israëlieten die zich op het openbare plein van Jeruzalem hadden verzameld. Hij is waarschijnlijk dezelfde leviet (tenzij er een vertegenwoordiger van een familie met deze naam wordt bedoeld) die het kort daarna gesloten verbond van getrouwheid bekrachtigde. — Ne 8:1, 5-8; 9:38; 10:1, 9, 10.

2. Iemand uit de laatste generatie van de in de Hebreeuwse Geschriften genoemde nakomelingen van David. — 1Kr 3:1, 5, 10, 24.