Peor
(Pe̱or).
In het verslag over koning Balaks pogingen om Israël door de profeet Bileam te laten vervloeken, wordt het derde uitkijkpunt waarnaar Bileam werd gebracht, „de top van de Peor, die uitziet over Jesjimoon” genoemd (Nu 23:28). Van hier uit kon Bileam de tenten van Israël zien die beneden in de vlakten van Moab verspreid lagen. — Nu 22:1; 24:2.
Sommigen zijn van mening dat Peor de verkorte vorm van de naam Beth-Peor is (De 4:46). Maar deze laatstgenoemde plaats is klaarblijkelijk een stad, die als zodanig vermeld staat in de gebiedstoewijzing van Ruben (Joz 13:15, 16, 20). Anderen beschouwen Peor daarom als een bergtop of bergpiek en opperen dat de stad Beth-Peor wellicht zo genoemd was omdat ze op de hellingen van zo’n top lag. Zowel Peor als Beth-Peor schijnt in verband te hebben gestaan met de heidense aanbidding van „de Baäl van Peor” (Nu 25:1-3, 18; 31:16; Joz 22:17), en het is mogelijk dat de hoogte van Peor een centrum van deze immorele aanbidding was. — Zie BAÄL nr. 4; BAÄL VAN PEOR.
Bileam werd eerst naar Bamoth-Baäl gebracht, vervolgens naar „de top van de Pisga” en ten slotte naar „de top van de Peor” (Nu 22:41; 23:14, 28). De richting waarin zij zich verplaatsten, is van Z naar N en schijnt erop te duiden dat Peor ten N van de Pisga en de berg Nebo lag. Op grond van het getuigenis van Eusebius en Hiëronymus, uit de 3de en 4de eeuw G.T., denkt men dat de top van de Peor een van de pieken geweest moet zijn langs de Wadi Husban. — Zie BETH-PEOR.